CBG bronnen
Het kasteel van Batavia
De markt van Batavia, op de achtergrond de vesting van de VOC. Een Javaanse verkoopt fruit, een Chinees vis en Molukkers voetballen met een rotan bal. Het marktpubliek bestaat uit Japanners, Indiërs, ‘mardijkers’ – vrijgemaakte slaven, herkenbaar aan hun gestreepte kledij – en een Hollands-Indisch echtpaar, gevolgd door hun slaaf met pajoeng (zonnescherm). Het kasteel van Batavia, Andries Beeckman, ca. 1661. Collectie Rijksmuseum.

Je Indische stamboom

Indische familiegeschiedenis

Veel Nederlanders hebben een Indische familiegeschiedenis. Hun voorouders werkten bijvoorbeeld in de Nederlandse kolonie en stichtten daar een gezin. Het onderzoeken van dat Indische verleden is vaak een uitdagende bezigheid. Administratieve sporen zijn niet altijd nagelaten, bronnen zijn dikwijls niet bewaard gebleven of ze zijn moeilijk toegankelijk. Bovendien heb je enige kennis nodig van de geschiedenis van de Europese aanwezigheid in ‘de Oost’ en van de maatschappelijke verhoudingen in de Indische samenleving.

Toch is er nog veel terug te vinden. In deze inleiding op het onderzoek naar je Indische stamboom wordt. een aantal stappen genoemd die je kunt volgen zodat je onderzoek een zekere systematiek houdt. Daarbij komen de historische en maatschappelijke achtergrond van de relaties tussen Europa en Azië uitgebreid aan de orde.

Nederlandse aanwezigheid in Indië

Tussen mensen uit Nederland en Indië bestaan al sinds ongeveer 1600 familierelaties. In de zeventiende en achttiende eeuw reisden ongeveer een miljoen personen in dienst van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) naar Azië. Ongeveer de helft van hen kwam uit het buitenland. De rest, ongeveer een half miljoen mannen en een paar duizend vrouwen, stamde uit Nederland. Velen van hen zouden hun geboortegrond nooit meer terugzien. Ze stierven onderweg op zee of vestigden zich in Indië, vaak zonder veel sporen achter te laten.

Toen Indië in 1816 een kolonie van Nederland werd, bleef het aantal Europeanen dat daar leefde nog lange tijd bescheiden. De meerderheid van hen werkte in dienst van het gouvernement, als ambtenaar of in het Oost-Indisch leger. Het aandeel Europeanen in een niet-overheidsbetrekking (‘particulieren’) nam pas toe vanaf het laatste kwart van de negentiende eeuw, toen het gouvernement wetten aannam die het particuliere bedrijfsleven ruim baan gaf. Hierdoor vestigden zich veel cultuur- en mijnbouwondernemingen en handelshuizen in Indië, vooral op Java.

De meeste Indische Nederlanders die ten tijde van de Japanse bezetting (1942-1945) in Indië woonden, stammen dus (in mannelijke lijn) af van Europeanen die zich na 1870 in Azië hadden gevestigd. Ver daarvoor, vanaf de 16e eeuw, was er echter al een Europees-Aziatische mixcultuur ontstaan, die vaak via de vrouwelijke lijn de Indo-Europese families binnenkwam.

Dit dossier richt zich op van oorsprong Europese families, voornamelijk uit Nederland, maar ook uit de Duitstalige landen en Scandinavië, die zich in de Oost vestigden en relaties aangingen met Aziatische vrouwen. 

wapens Batavia en VOC

De koloniale orde

Voor we verdergaan eerst een paar opmerkingen over de koloniale staat die Indië was, en de scherpe scheidslijnen die de samenleving verdeelde in enerzijds een kleine groep bevoorrechte Europeanen en met hen gelijkgestelden, en anderzijds ‘inlanders’ (in het toenmalige spraakgebruik) en ‘vreemde oosterlingen’ (Chinezen, Arabieren, enzovoorts), die de overgrote meerderheid van de bevolking uitmaakten. Waar de eersten onder het Europese recht vielen, stonden de Aziaten onder het gezag van hun ‘inheemse’ hoofden en hadden dus een eigen rechtssysteem.

De vraag wie tot die eerste, bevoorrechte groep behoorde, is minder makkelijk te beantwoorden dan je op het eerste gezicht zou denken. Eenvoudig gezegd was iemand in juridisch opzicht een Europeaan als zijn vader dat ook was en als hij (of zij) uit een wettig huwelijk stamde, dan wel wettelijk was erkend door zijn (haar) natuurlijke vader of een andere Europese man. Dit was een heel grote groep. Verder werden ook de Aziatische echtgenotes van Europese mannen tot de Europeanen gerekend. Dat gold eveneens voor Joden en de uit Afrika afkomstige soldaten van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL), de zogenoemde belanda hitam.

In juridisch opzicht bestond er geen onderscheid tussen blanke Europeanen (‘totoks’) en Indo-Europeanen, dat wil zeggen mensen met gemengd Europees-Aziatisch bloed die ook tot de Europese bevolking werden gerekend. In de praktijk waren de kansen van Indo’s op maatschappelijk succes minder groot dan die van de totoks. In de loop van de negentiende eeuw lijkt hun positie bovendien te zijn verzwakt, al waren er genoeg Indische mannen die zich tot goede posities wisten op te werken.

Een mooi voorbeeld was Christiaan George Burgemeestre. Hij leefde van 1812 tot 1895 en zijn beide grootmoeders waren Aziatische vrouwen. Hij trad als ambtenaar in dienst van het gouvernement en bracht het uiteindelijk tot secretaris van de weeskamer te Batavia. In die functie verdiende hij 700 gulden per maand. Ter vergelijking: een assistent-resident en een referendaris moesten het met 100 gulden per maand minder doen.

De juridische ongelijkheid tussen Europeanen en niet-Europeanen zorgde niet alleen voor grote maatschappelijke scheidslijnen, maar heeft ook grote gevolgen voor genealogisch onderzoek. In de burgerlijke stand van Nederlands-Indië die in oktober 1828 werd ingevoerd, werden namelijk alleen Europeanen opgenomen. Er bestond lange tijd dus geen administratie van de geboorten en overlijdens van de Aziatische bevolking. In 1919 werden Chinezen opgenomen in de burgerlijke stand; Indonesiërs volgden iets later.

Grullemans-Erades

Doe navraag bij je familie

De eerste stap in het onderzoek voor een Indische familiegeschiedenis is niet anders dan bij een Nederlandse: begin je onderzoek dicht bij huis; bij je ouders, grootouders, ooms, tantes, neven en nichten. Informeer wat zij over de familie weten. Vraag naar namen (liefst voluit), beroepen, loopbanen, woonplaatsen en familieanekdotes. Indien je mensen interviewt, stel dan geen suggestieve, maar open vragen. Noteer zo veel mogelijk, maar houd er rekening mee dat wat je hoort gekleurd kan zijn en verteld wordt aan de hand van herinneringen die vaak vervaagd zijn. Het is daarom verstandig de gegevens die je mondeling van je familie krijgt in een later stadium van je onderzoek te checken aan de hand van de archiefbronnen.

Belangrijk is ook te vragen naar foto’s en documenten. Als je geluk hebt, bevatten oude dozen of ordners diep weggestopt in een kast of op zolder nog interessante papieren. Denk aan uittreksels uit registers van de Indische burgerlijke stand, benoemingsbesluiten, eigendomsbewijzen, persoonlijke documenten, brieven of briefkaarten, of een oude 'Asal Oesoel' – een afstammingsbewijs dat door de Europeanen tijdens de Japanse bezetting moest worden opgemaakt om te kunnen vaststellen in welke mate zij Europees en Aziatisch bloed hadden. Had men in de ogen van de Japanners voldoende Aziatische voorouders, dan hoefde men niet het kamp in. Had je bijvoorbeeld een Javaanse moeder, dan was de kans reëel dat je buiten de kampen bleef.

Een goed hulpmiddel in deze fase van je onderzoek zou Istori Kita: jouw familiegeschiedenis van Simone Berger kunnen zijn. Dit in 2016 verschenen boek vormt een praktisch stuk gereedschap om aan de keukentafel oudere generaties vragen te stellen over vroeger. Mede door de vormgeving is dit grote familieboek geschikt om er samen in te lezen. Achterin zijn onder meer een stamboomschema en een persoonlijke tijdbalk opgenomen, die je zelf kunt invullen, en vele vragen die je als (klein)kind aan je (groot)ouders kunt stellen, zonder dat het kinderachtig wordt. Je kunt het zelfs gebruiken bij dementerende ouderen: ‘Kinderen en kleinkinderen moeten zich ervan bewust zijn dat misschien wel steeds dezelfde herinneringen worden opgehaald. In dat geval gaat het niet zozeer om de verhalen die bovenkomen, maar vooral om de mooie momenten die je samen met je (groot)ouder kunt hebben.’

blad Grullemans-Erades 2

'Te Medan: Mama, tante Mien, Otto, Trientje, oom Jan Bloem. Anneke en haar vader. In Colombo: Mama, Trientje en Anneke Lakenhausen'. CBG / Fotocollectie Grullemans-Erades.

2
Citroen-Kiehl 1

Uit het familiealbum. CBG / Fotocollectie Citroen-Kiehl.

1

Ga na wat er al over je familie is geschreven

Kijk vervolgens of er al eerder iets over je familie is gepubliceerd. Zo voorkom je dat je dubbel werk doet. Je begint met het Genealogisch Repertorium van het CBG. Dat bevat verwijzingen naar boeken of artikelen waarin minimaal drie generaties van een familie worden beschreven. Het Genealogisch Repertorium is bijgehouden tot 2015. Je vindt de resultaten door een familienaam in te tikken op onze website CBG Bibliotheek.

Daarnaast is er Janssen’s Indisch Repertorium. Dat is een index op familienamen die voorkomen in gedrukte genealogische en aanverwante publicaties over Oost- en West-Indië. Janssen's Indisch Repertorium bevat inmiddels ruim 278 duizend verwijzingen naar 65 duizend familienamen. Het repertorium is een onderdeel van de website van de Indische Genealogische Vereniging.

Naast deze twee repertoria is de collectie van het Indisch Familie Archief (IFA) van belang. Het IFA is een archief en informatiecentrum dat gegevens over Europese en Indo-Europese families uit het voormalige Nederlands-Indië verzamelt, beheert en toegankelijk maakt voor nakomelingen en geïnteresseerden. Zo vind je er foto’s, familieboeken en dossiers over ruim zestienduizend families. Via de IFA-website kun je heel makkelijk nagaan of er van jouw familie en aanverwante families een dossier is. Die dossiers zijn op woensdagen en donderdagen in te zien in de Centrale Bibliotheek aan het Spui in Den Haag, waarin het IFA is gehuisvest. De precieze openingstijden vind je op de website van het IFA.

Een vierde hulpmiddel bij je onderzoek is Google. Tegenwoordig worden immers heel veel resultaten van familieonderzoek online geplaatst en wie weet geldt dat ook voor jouw familie. Bijna iedereen gebruikt wel eens Google, maar niet iedereen kent slimme zoektermen als aanhalingstekens (“Leo Janssen”) om een exacte woordcombinatie te zoeken, en het minus-teken (Batavia -Lelystad -schip), dat voorkomt dat je overbodige treffers krijgt (in dit geval verwijzingen naar het schip Batavia of Batavia Stad in Flevoland). Vergeet ook niet Google Alerts in te stellen, zodat je op de hoogte blijft van nieuwe vermeldingen van bijvoorbeeld je familienaam. 

Houd er rekening mee dat bij veel internetpublicaties bronvermeldingen ontbreken. Neem dus nooit zo maar klakkeloos gegevens over, maar probeer ze altijd aan de hand van archiefbronnen te controleren.

Vraag persoonskaarten aan

Heb je bij je familie geïnformeerd en weet je wat er al over je familie is gepubliceerd, dan is het moment aangebroken om te beginnen met echt bronnenonderzoek. Daarbij is het aan te bevelen de weg terug te volgen en te beginnen bij de periode rond het vertrek van je familie uit Indië.

Stel dat je grootmoeder is geboren in Indië maar overleden in Nederland, dan is het slim om te beginnen met het aanvragen van haar persoonskaart. Persoonskaarten en persoonslijsten uit het Nationaal Register Overledenen geven informatie over personen die na 1939 in Nederland zijn gestorven. Ze bevatten niet alleen gegevens over de overledene, maar vermelden ook wanneer en waar haar ouders in Nederlands-Indië zijn geboren. Dat zou best wel eens in Batavia, Soerabaja, Bandoeng of Semarang geweest kunnen zijn – meer dan een derde van alle Europeanen in Indië woonde in 1930 in een van deze steden.

Het Nationaal Register Overledenen wordt beheerd door het CBG. Wanneer je bijvoorbeeld weet dat een (overleden) familielid in Batavia werd geboren en in Nederland is overleden, dan kun je tegen betaling een uittreksel van zijn persoonskaart of persoonslijst aanvragen. Dit geeft overigens ook informatie over de vestiging van de overledene in Nederland en de adressen waarop hij sinds zijn aankomst stond ingeschreven. Om redenen van privacy mogen deze gegevens alleen worden verstrekt indien de betrokkene al twintig jaar of langer dood is.

Verdiep je in de oorlogsjaren en repatriëring

Indische Nederlanders die zich na de soevereiniteitsoverdracht (1949) in Nederland vestigden, hadden zeer bewogen jaren achter de rug. Verschillende bronnen en databases bij het CBG en het Nationaal Archief kunnen je helpen enig inzicht te krijgen in de gevolgen die de nadagen van de koloniale samenleving hadden op de levens van je familie en de trauma’s die veel mensen in deze tijd opliepen.

Interneringskaarten

Het Nationaal Archief heeft een online database met Japanse interneringskaarten van Nederlandse krijgsgevangenen over de jaren 1942-1945. Deze zijn op naam doorzoekbaar. Scans van de kaarten kun je online bekijken. De gegevens die je op de kaart kunt vinden zijn onder meer de militaire rang en het beroep van de betrokkene, de plaats van gevangenneming, eventuele ziekten en overdracht aan de geallieerde autoriteiten na de oorlog.

2021657_90466__1_4_.jpeg 1

Een identiteitskaart voor personen die (nog) niet in een kamp verbleven. De kaart is in het Maleis en het Japans gesteld. Op de kaart, naast de personalia, een pasfoto van de houdster M.C.H. Spoorenburg-Majolée, haar duimafdruk en het verschuldigde bedrag van F. 80.-- aan administratiekosten. Op de achterzijde van de kaart staat een Japanse en een Maleise tekst over de eed van trouw aan het Japanse leger, die de houder van het identiteitsbewijs heeft afgelegd. Museon via Europeana.

1
interneringskaart.jpg 2

Interneringskaart van Jan Willem Zeverijn. Klik op de knop rechtsonder voor meer informatie. Collectie Nationaal Archief / Japanse interneringskaarten.

gahetNA 2

Oorlogsarchief Rode Kruis

Het oorlogsarchief van het Rode Kruis bevat documenten over de oorlog in Azië en heeft nu betrekking op 1,5 miljoen mensen. Het materiaal bestaat onder andere uit kampadministraties (cartotheken), deportatielijsten en repatriëringslijsten (bootlijsten). Het naoorlogse opsporingsproces van vermiste personen is gedocumenteerd in dossiers. Het oorlogsarchief berust bij het Nationaal Archief in Den Haag..

Oud-Paspoortarchief

Daarnaast kun je gegevens opvragen uit het door het CBG beheerde Oud-Paspoortarchief (1950-1959), dat ongeveer 150 duizend aanvragen van Indische Nederlanders voor een Nederlands paspoort bevat. Om in het bezit van een paspoort te komen, moest de aanvrager aantonen dat hij de Nederlandse nationaliteit had en afstammingsgegevens overleggen die teruggingen tot ten minste 1892 (het jaar waarop de toen van kracht zijnde Wet op het Nederlanderschap was ingegaan). De aanvragen bestaan uit een voorgedrukte kartonnen kaart met informatie over de aanvrager en een aangehechte pas- of groepsfoto. Op de kaart staan onder meer geboortedatum en -plaats, nationaliteit, beroep van de aanvrager, zijn of haar eventuele echtgeno(o)t(e), kinderen en ouders. Ook bevat de kaart een signalement van de aanvrager en de reden van de paspoortaanvraag.

De kaarten uit het Indisch Oud-Paspoortarchief zijn via onze catalogus op naam van de aanvrager op te zoeken. Alle voorkomende namen in de index worden getoond. Een scan van de voorkant van de kaart is alleen te zien als alle daarop genoemde personen zijn overleden (ivm privacywetgeving). Deze kaarten worden ook (tegen betaling) downloadbaar aangeboden. De achterkanten van de kaarten worden om privacyredenen niet getoond.

Optieverklaringen

Ruim dertigduizend Nederlanders kozen na de Indonesische onafhankelijkheid voor het Indonesische staatsburgerschap. Daarvoor moesten zij vóór eind 1951 een zogeheten ‘optieverklaring’ afleggen. De meesten van hen wilden later alsnog naar Nederland. Deze ‘spijtoptanten’ kregen in de jaren 1960 daartoe de mogelijkheid, toen het toelatingsbeleid van de Nederlandse regering minder streng werd.

Lijsten met optieverklaringen werden gepubliceerd in het Indonesische Staatsblad. Het CBG beschikt over fotokopieën van de lijsten in het Staatsblad. De lijsten bevatten familienaam en voornamen van de ‘optant’, geboorteplaats en -datum en de datum en plaats van de optieverklaring. De optieverklaringen zelf zijn eigendom van het Ministerie van Justitie, maar zij zijn in bewaring gegeven aan het CBG. Ze bevatten ook gegevens over de ouders en de eventuele echtgenoot (of echtgenote) en minderjarige kinderen van de optant. Zowel de lijsten als de optieverklaringen zelf zijn niet openbaar toegankelijk, maar het CBG kan in bepaalde gevallen op verzoek informatie verstrekken. Neem daarvoor contact met expertise@cbg.nl.

Molukkers naar Nederland

Wanneer je op zoek bent naar Molukse familieleden die in 1951 naar Nederland zijn gekomen, dan begin je met de database Molukkers naar Nederland van het Nationaal Archief. Deze bevat persoonsgegevens van meer dan twaalfduizend Molukse militairen en hun gezinnen die met twaalf scheepstransporten in Nederland aankwamen. De database is op naam te doorzoeken. Gegevens die je tegen kunt komen zijn onder meer volledige namen, geboortedata, legernummer en -rang (van de man), de plaats die men binnen het gezin innam (bij aankomst), het transport waarmee men reisde (inclusief scheepsnaam) en een pasfoto (indien aangeleverd).

Kenniscentrum Repatriëring

Het Indisch Herinneringscentrum werkt momenteel aan de website Kenniscentrum Repatriëring. Het doel is op om deze plek alle passagierslijsten van Indische Nederlanders die naar Nederland vertrokken op één centrale plek te ontsluiten, zodat er een voor iedereen toegankelijke zoekmachine ontstaat. Kenniscentrum Repatriëring is nog niet online; informatie vind je op de website van het Indisch Herinneringscentrum. Dit centrum werkt samen met Herman van Oosten, op wiens website je bootlijsten en passagierslijsten uit de periode 1945-1964 kunt vinden. Nog niet alle door hem verzamelde informatie over burgers en militairen die vanuit Nederlands-Indië, Nieuw-Guinea en Australië naar Nederland zijn overgebracht, staat online.

Gelijkstellingen, toepasselijkverklaringen en naturalisaties

De database Gelijkstellingen, toepasselijkverklaringen en naturalisaties Nederlands-Indië en Indonesië bevat gegevens met betrekking tot personen die vanaf 1870 in Nederlands-Indië gelijkgesteld werden met Europeanen. Van de personen zijn de achternaam, voornamen en woonplaats opgenomen. Een enkele keer wordt ook de geboortedatum in het besluit vermeld.

Daarnaast bevat de website gegevens over meer dan twintigduizend personen uit Nederlands-Indië die na 1984 het Nederlandse staatsburgerschap verkregen. Van de genaturaliseerden zijn de geboorteplaats, geboortedatum, het beroep en de woonplaats te vinden, meestal ook de reden van naturalisatie en soms zelfs een beknopte levensbeschrijving.

NL-HaNA_2.24.01.09_0_904-4835.jpg 2

'Aankomst Kota Inten met Ambonezen', 22 maart 1951. Joop van Bilsen / Anefo via Nationaal Archief.

2
2021657_210454.jpeg 1

'Identiteitsbewijs voor uit Nederlandsch Indië gerepatrieerden uitgegeven door het Centraal Bureau Verzorging Oorlogslachtoffers (C.B.V.O.) op naam van mevrouw Hendrika Hillegonda Botter-Gräber, geboren te Amsterdam. Laatste woonplaats in Indië was 'v. Bosschestr. 23. Padang'. Gerepatrieerd per 'Kota Inten'. Het identiteitsbewijs is op zee uitgegeven op 13 mei 1946. In het bewijs zijn o.a. opgetekend de bedragen van de uitkeringen en de uitgereikte kleding. Museon via Europeana.

1

Zoek in Indische basisbronnen

De eerste stappen in het onderzoek naar je Indische voorouders zijn dus betrekkelijk eenvoudig. Je kunt snel de gegevens in handen krijgen die je terug in Indië brengen. Als je daar eenmaal aanbeland bent, gaat het onderzoek om allerlei redenen veel minder makkelijk.

De juridische ongelijkheid tussen Europeanen en niet-Europeanen zorgde niet alleen voor grote maatschappelijke scheidslijnen, maar heeft ook grote genealogische gevolgen. Dat merk je direct wanneer je onderzoek wilt doen in de burgerlijke stand van Nederlands-Indië. Deze werd in oktober 1828 ingevoerd, maar had alleen betrekking op Europeanen. Er bestond - anders gezegd - geen administratie van de geboorten en overlijdens van de Aziatische bevolking. Kom je tijdens je onderzoek uit bij wat in het toenmalige spraakgebruik een ‘inlandse vrouw’ werd genoemd, dan wordt het al wat ingewikkelder. 

Zo vermeldt de persoonskaart van de in 1959 in Den Haag overleden Javaanse vrouw Lamira slechts dat zij ‘ongeveer Maart 1853’ in Soerabaja is geboren. De namen van haar ouders ontbreken op de kaart; zelf voerde zij slechts een roepnaam. Dat is dus een uitdaging als je je kwartierstaat wilt opstellen. Maar geef niet te snel op: mogelijk zijn via mondelinge overlevering, zeker vanuit de vrouwelijke lijn, namen, families, en/of plaatsen van afkomst te achterhalen. Ook kan tegenwoordig mitochondriale DNA-analyse, dus via de moederlijke lijn, een grove indicatie opleveren (zie hiervoor ons themadossier). Ook zijn er soms doop- en/of trouwaktes te vinden waar Javaanse ouders op staan.

Er is nóg een probleem met betrekking tot de Indische burgerlijke stand: de originele registers bevinden zich niet hier in Nederland, maar in Indonesië. Gelukkig betekent dat niet dat er geen ‘primaire gegevens’ (basisgegevens) te vinden zijn over geboorten, huwelijken en overlijdens. Wat we hier in Nederland namelijk wel hebben zijn opgaven van de burgerlijke stand uit verschillende bronnen. Er valt vaak heel wat te achterhalen door gegevens uit verscheidene bronnen te combineren, zoals almanakken, naamlijsten en adresboeken, kerkregistraties (dtb-registers) en advertenties.

persoonskaart lamira

Opgaven geboorte, huwelijk en overlijden

Opgaven van de burgerlijke stand in Indië werden gepubliceerd in verschillende officiële almanakken, naamlijsten en adresboeken die vaak gezamenlijk aangeduid worden onder de noemer 'Indische Almanak'. In de Indische Almanak, die jaarlijks verscheen tussen 1815 en 1942, vind je onder meer de namen en functies van personen die een maatschappelijke functie in de kolonie bekleedden. Ook wijzigingen in de burgerlijke stand werden elk jaar in de Almanak opgenomen. 

Aan het gebruik van de opgaven van de burgerlijke stand in De Indische almanakken zitten wel enkele haken en ogen:

  1. De burgerlijke-standgegevens in de Indische Almanak zijn minder uitgebreid dan de oorspronkelijke akten. Zo worden bij geboortes geen namen van ouders vermeld. De opgegeven datums bestaan daarnaast niet altijd uit de datum waarop een geboorte of overlijden plaatsvond, maar op de datum waarop die werden aangegeven. Bovendien kan het, met name in de vroege almanakken, gaan om een doopdatum in plaats van een geboortedatum.

  2. De opgaven zijn niet compleet opgenomen. Opgaven kunnen ontbreken omdat sommige ambtenaren van de burgerlijke stand verzuimden ze tijdig door te geven aan de samenstellers van de almanakken/naamlijsten/adresboeken of helemaal niets instuurden. Het komt ook voor dat de opgaven die betrekking hadden op het laatste kwartaal van een jaar ontbreken, doordat men ze in de hectiek van het tijdig drukklaar maken van een uitgave vergat over te nemen.

  3. De plaats van geboorte, huwelijk of overlijden klopt soms niet. De opgaven in de almanakken, naamlijsten en adresboeken zijn residentie- en afdelingsgewijs vermeld. De registers van de burgerlijke stand werden bewaard in de hoofdplaatsen van de residenties en de afdelingen. De plaatsen in de Almanak hebben daardoor vaak betrekking op de aangifte, niet op de gebeurtenis. Dat blijkt soms wanneer je een persoonskaart of gegevens uit het Oud-Paspoortarchief aanvraagt. Je krijgt dan een geboorteplaats die afwijkt van wat er in de opgave burgerlijke stand staat.

  4. Niet elke (mannelijke) Europeaan werd op de inwonerslijsten vermeld. De adresboeken bevatten een overzicht van Europese inwoners (mannen, weduwen en sommige ongehuwde vrouwen) van Nederlands-Indië, alfabetisch gerangschikt op familienaam. Het is verleidelijk om, als je bijvoorbeeld in de Naamlijst van 1880 een geboorte van een kind met de familienaam A in Padang vindt, te kijken of er op de inwonerslijst van Padang iemand met de familienaam A voorkomt, en als dat het geval is die persoon als vader van het desbetreffende kind te zien. Daar moet je echter bijzonder voorzichtig mee zijn, aangezien de inwonerslijsten niet compleet zijn. Militairen beneden de rang van officier bijvoorbeeld ontbreken standaard.

Toch kunnen de opgaven van de burgerlijke stand ook veel houvast bieden. Zo kun je soms heel makkelijk een heel gezin terugvinden wanneer een vader in één keer al zijn kinderen erkende en aangaf bij de burgerlijke stand. Je weet dan dat zij tot hetzelfde gezin behoorden – maar nog niet wie de vader was. Wanneer je langs andere weg de naam van de vader van een van hen te weten komt, kun je met een vrij grote mate van zekerheid zeggen dat ook de andere erkende kinderen een zoon of dochter van hem waren. De kans bestaat echter dat zij wel verschillende moeders hadden.

Het CBG heeft de Indische Almanak uitgegeven op een dubbel-dvd onder de titel Regerings-Almanak van Nederlandsch-Indië 1815-1942. Helaas is die momenteel niet bij het CBG te raadplegen. Bij de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag wel. Via de website Roosje Roos kun je op naam zoeken naar gegevens uit Indische Almanak (1815-1923). Delen van de Indische Almanak zijn elders online als scan te raadplegen.

Indische Almanak


Roosje Roos

Via de website Roosje Roos kun je op naam zoeken naar aangiften van geboorten, huwelijken en overlijdens uit de Indische almanakken, adresboeken en naamlijsten tot 1923. Voor de periode na 1923 zijn er indexen op en gegevens uit de burgerlijke stand van verscheidene plaatsen beschikbaar. De geboorteakten ontbreken nog omdat ze nog niet ouder dan 100 jaar oud zijn. Een actuele stand van de database vind je op de website onder Database inhoud. Als je Indisch genealogisch onderzoek wilt gaan doen, is het dus zeker aan te raden een bezoek aan Roosje Roos te brengen. 

FamilySearch

In de jaren 1980 hebben de mormonen in het Arsip Nasional in Jakarta de registers van de burgerlijke stand uit de koloniale tijd verfilmd. Het is mogelijk kopieën van die films aan te vragen via de catalogus van FamilySearch. Je kunt de betreffende kopieën dan inzien in een van de Family History Centers van de mormonen. Let er bij het zoeken op dat je de moderne plaatsnamen intikt. Momenteel werkt FamilySearch (onder andere in samenwerking met de Indische Genealogische Vereniging) aan de digitalisering van de registers van de Indische burgerlijke stand.

Familieadvertenties

Ook kun je gegevens over geboorte, huwelijk en overlijden halen uit de collectie familieadvertenties van het CBG die via CBG Verzamelingen op naam zijn te doorzoeken. Aankondigingen van geboorte, huwelijken en overlijden in Indië werden namelijk ook wel in Nederlandse kranten geplaatst. Via Delpher, het digitale krantenarchief van de Koninklijke Bibliotheek, kun je ook zoeken in verschillende Indische kranten, zoals het Bataviaasch Handelsblad, het Bataviaasch Nieuwsblad en de Java-bode.

Oost-Indische bronnen bij het CBG

Er zijn nog tal van andere collecties waarin gegevens over geboorte, huwelijk en overlijden in Indonesië gevonden kunnen worden. Het CBG heeft een interessante collectie Oost-Indische bronnen. Delen zijn zelfstandig te (online) raadplegen, uit andere is informatie op te vragen. Een overzicht vind je op de pagina Oost-Indische bronnen.

Citroen-Kiehl 2 1

Uit het familiealbum. CBG / Fotocollectie Citroen-Kiehl.

1
FAPA074021.jpg 2

Akte van adoptie door Emerensia Simons van Hendrik Pieters, zoon van de overleden slavin Cananga van Batavia, opgesteld door notaris Leendert Rolff te Batavia 12 juni 1782. CBG / Indische Bronnen - familiepapieren Bloys van Treslong Prins.

Verzamelingen 2

Chinese wortels

Veel Indische families kennen een Chinese oorsprong. Het onderzoek naar deze voorouders is niet altijd eenvoudig, maar ook niet onmogelijk.

Sinds de achttiende eeuw bestonden in Zuidoost-Azië grote en welvarende Chinese gemeenschappen. In veel landen werden etnische Chinezen echter als bevolkingsgroep gediscrimineerd. Vanuit Nederlands-Indië zijn daarom veel Chinezen naar Nederland gevlucht. Veel van hen waren afkomstig uit de provincie die nu Fujian heet, waar Hokkian werd gesproken. Hun namen werden in Indië fonetisch genoteerd zoals zij ze zelf uitspraken, dus volgens de Hokkianuitspraak (die afwijkt van het hedendaagse Beijing-Chinees). 

Toen tijdens de Japanse bezetting van Nederlands-Indië (1943-1945) een nieuwe bevolkingsadministratie werd opgezet, werden ook de Chinese karakters van namen geregistreerd. Tot die tijd hielden de min of meer autonome Chinese gemeenschappen zelf hun geboorten, huwelijken, echtscheidingen, overlijdens, begrafenissen, rechts- en belastingzaken bij. In 75 plaatsen op Java, Sumatra, Sulawesi en Bali hebben de eerdergenoemde mormonen microfilms van de Chinese dtb-registers en lijsten van naamswijzigingen uit 1919-1945 laten maken. Deze zijn in te zien bij een van de Family History Centers.

Kong Koan marriage-request-006.jpg

Het archief van de voormalige Chinese Council van Batavia (de Kong Koan) bevat verschillende demografische, economische, juridische en andere gegevens over de Chinese gemeenschap in Batavia van de 18e tot de 20e eeuw. Het bevat akten en registraties van bestuursvergaderingen van de Kong Koan, huwelijken en echtscheidingen, overlijdens, testamenten en begrafenissen, ‘vergunningen tot inwoning in Nederlands-Indië’, financiële aangelegenheden, enzovoorts. Veel akten zijn in het Chinees, maar er is ook een aardig deel in het Nederlands opgesteld. Het archief is in te zien via de website van de Leidse Universiteitsbibliotheek.

Als je verder teruggaat, wordt het wat ingewikkelder. De koloniale registratie van Chinezen was niet volledig. Zo is in Indische VOC-archieven af en toe sprake van verhoudingen of huwelijken van Nederlanders met Chinese vrouwen, maar hun plaats van herkomst werd daarin niet geregistreerd. In de Regeerings-Almanak komen tot 1919 alleen Chinezen voor die met Europeanen waren ‘gelijkgesteld’. Dit was tamelijk zeldzaam en werd in de praktijk alleen aangevraagd door notabelen uit de gevestigde families. Als je de geboorteplaats van een Chinees-Indische voorouder vóór 1919 zoekt, ben je dus eigenlijk aangewezen op familiepapieren.

Zie voor meer informatie over Chinees-Indisch onderzoek deel 7 van de reeks Voorouders van Verre: Chinese Roots van Kees Kuiken, aan te vragen via de CBG-Bibliotheek. Ook staat er een interessant artikel over Chinees genealogisch onderzoek in Nederlands-Indië van de hand van Tjabring van Egten in Gen.magazine van december 2018. Je kunt dit artikel onderaan deze pagina downloaden.

Zoeken naar ambtenaren en militairen

Wanneer je onderzoek doet naar je voorouders, neem je niet alleen maar genoegen met de ‘primaire’ genealogische gegevens; namen, datums en plaatsen. Je wilt weten wat deze mensen deden in het leven. Doordat bijna alle Indo-Europeanen in dienst waren van het gouvernement, is er vaak nog informatie over hun situatie te vinden.

Ambtenaren

De Indo-Europeanen vormden de ruggengraat van het koloniale bestel. Ze hadden banen in dienst van het gouvernement als kantoorklerk, opzichter, onderofficier, pakhuismeester, of wat al niet meer. Slechts een kleine minderheid was werkzaam buiten de overheidssector, als werknemers van handelshuizen, tokohouders, bij mijnbouwondernemingen, spoorwegmaatschappijen, enzovoorts.

Dankzij zogeheten ‘stamboeken’ is het vaak mogelijk de carrières van Europeanen in gouvernementsdienst van begin tot eind te volgen, te achterhalen hoeveel zij verdienden en of er eventueel iets aan te merken was op hun gedrag. De 'stamboeken ambtenaren en Gouvernementsmarine' zijn via een index op familienaam toegankelijk gemaakt en zijn raadpleegbaar in de studiezaal van het Nationaal Archief. Soms zijn deze stamboekgegevens heel uitgebreid, en kun je aan de hand ervan een loopbaan bijna op de voet volgen, met overplaatsingen, verlof in Europa, loonsverhogingen, gratificaties, berispingen, en wat al niet meer.

Soms zijn ze een stuk korter, zoals in het geval van Anna Jacoba Lefeber. Zij was in 1853 geboren in Batavia als dochter van een Europeaan een Aziatische vrouw en begon in 1875, op 23-jarige leeftijd, als hulponderwijzeres. In het stamboek is haar korte loopbaan te volgen: eerst werkte zij aan de tweede openbare school te Semarang, twee jaar later volgde overplaatsing naar Pasoeroean. Weer een jaar later, in 1878, volgde eervol ontslag. Dat zal zijn geweest omdat ze een jaar later trouwde met een onderwijzer, met wie ze zich later in Nederland zou vestigen. In 1945 overleed ze op 95-jarige leeftijd tijdens de hongerwinter in Amsterdam – zo blijkt uit haar persoonskaart die bij het CBG wordt bewaard. Haar man, die het tot directeur van het Schoolmuseum in Amsterdam had gebracht, was toen al meer dan dertig jaar dood. Je gaat je bijna afvragen hoe haar laatste jaren geweest zullen zijn, zo ver van huis. Kinderen hebben zij en haar man niet gekregen.

Militairen

Ook van de militairen van het Oost-Indische Leger, het latere KNIL, zijn bij het Nationaal Archief stamboeken bewaard gebleven. Net als de ambtenarij was het leger een belangrijke werkverschaffer voor Europeanen. Zij vulden de officiersfuncties en de meerderheid van de onderofficiersfuncties. Tussen 1815 en 1991 zouden maar liefst 150 duizend militairen van Nederland naar Indië reizen; zij vormden tot 1895 meer dan de helft van alle Europese mannen in de kolonie. Zij leefden meestal ongehuwd met een Aziatische vrouw in de verblijfszalen van de militaire kampementen (tangsi’s), die meestal in of dichtbij de grote steden waren gevestigd. Het overgrote deel van de Indo-Europeanen stamt af van kinderen die uit deze relaties werden geboren. De stamboeken van officieren zijn makkelijk via indexen op de website van het Nationaal Archief te vinden; lees de zoekhulp Militairen: Officieren bij het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) 1815-1950 voor alle informatie. Voor het onderzoek in de stamboeken van onderofficieren en soldaten bestaat ook een dergelijke zoekhulp.

Een stamboekregistratie bevat de staat van dienst van een militair. Je vindt dus in het stamboek gegevens over zijn indiensttreding, overplaatsingen, bevorderingen, oorlogshandelingen, verwondingen, onderscheidingen en een van de drie manieren waarop het dienstverband is beëindigd: eervol ontslag, pensioen of overlijden. Plaatsen waar de militair in garnizoen is geweest, worden niet vermeld. Naast de staat van dienst bevat de registratie een aantal persoonsgegevens, zoals de geboorteplaats en -datum van de militair en de namen van zijn ouders. Namen van echtgenote en/of kinderen tref je slechts incidenteel aan.

Er zijn nog andere bronnen die je meer leren over het ambtelijke en militaire leven van je voorouders. De al genoemde Regeringsalmanakken en adresboeken vermelden vaak benoemingsdata. Verder heeft het CBG een verzameling pensioenkaarten van ambtenaren en militairen die op 1 juli 1898 in actieve dienst van het gouvernement waren. De pensioenkaarten bevatten naast persoonsgegevens van de betrokkene en zijn eventuele gezin ook informatie over zijn carrière: aanstellingen, bezoldigingen, jaar van pensionering, pensioen. Ze zijn niet zelfstandig te raadplegen, maar tegen betaling kan het CBG onderzoek in de verzameling doen.

Het kasteel van Batavia

Voorouders in de VOC-tijd

De meeste Europeanen die in 1941 in Indië woonden, stamden zoals gezegd in rechte lijn af van een man die zich na 1870 in de kolonie had gevestigd. Daarnaast kunnen we een groep families aanwijzen die sinds 1816 (het herstel van het Nederlands gezag) in Indië was gevestigd. Een nog veel kleiner aantal families was al voor 1795 in Indië geworteld, zoals de families Senn van Basel, Barkeij, Burgemeestere, Dezentje, Fransz, Voll. Als je deze ‘oude Indische families’ in je stamboom hebt, dan kun je nog wel even vooruit. Je komt dan met je onderzoek terecht in de VOC-archieven, bij de daarin vermelde zeelieden, handwerkslieden voor de VOC-vestigingen, soldaten, onderkooplieden, predikanten,  chirurgijns, ziekentroosters, enzovoorts.

Iets minder dan de helft van de VOC-opvarenden was afkomstig uit Nederland. Onder de andere helft bevonden zich vooral veel Duitsers en Scandinaviërs. De kans is dus groot dat je onderzoek naar het Europese deel van je familie niet eindigt in Nederland, maar in Noorwegen, Frankrijk, of een van de Duitse vorstendommen.

Op de website van het Nationaal Archief vind je enkele grote databases die van groot genealogisch belang zijn. In de database VOC-opvarenden bevinden zich de gegevens uit de VOC-salarisadministratie (de ‘scheepssoldijboeken’). In de database, die op naam te doorzoeken is, vind je vrijwel uitsluitend VOC-personeel uit de achttiende eeuw. Verreweg het grootste deel van de oudere scheepssoldijboeken is namelijk verloren gegaan.

Een andere voor genealogen interessante serie in het VOC-archief wordt gevormd door de Generale land- en zeemonsterrollen (1691-1791). Onder 'monsterrol' werd een schriftelijke, jaarlijkse opgave van het gehele land- en zeepersoneel in Indië verstaan. Iedere dienaar werd hierin bij naam genoemd. Alle vestigingen in Azië, maar ook de Kaap stuurden hun eigen monsterrol naar Batavia. Daar werden ze tot één generale monsterrol herschreven, die als zogenoemde 'slaper' in het VOC-archief te Batavia bleef berusten. Van deze slaper werden zes afschriften gemaakt, bestemd voor de zes Kamers in de Republiek. Alleen de rollen van de Kamers uit Zeeland en Amsterdam zijn bewaard gebleven.

Daarnaast zijn er de Rollen der gekwalificeerde civiele en militaire opvarenden. Jaarlijks stuurden alle VOC-vestigingen in Azië hun opgaven van deze dienaren (vanaf de rang van 'jong assistent’ tot sergeant) naar Batavia. Daar werden ze herschreven tot twee gescheiden opgaven en opgezonden naar de Kamers in de Republiek. Alleen de rollen van de Kamers Amsterdam en Zeeland zijn bewaard gebleven.

In de zoekhulp VOC: Opvarenden wordt uitgelegd hoe onderzoek te doen in de salarisadministratie van de VOC.

In het VOC-archief in Den Haag berust nog een belangrijke serie voor genealogen, namelijk elfduizend banden met testamenten uit de periode 1698-1807. Deze ‘Oost-Indische testamenten’ zijn op naam doorzoekbaar via een online database.

De grootste collectie VOC-archieven berust niet in Den Haag, maar in het Arsip Nasional Republik Indonesia in Jakarta. Allereerst van belang is het archief van het Kasteel van Batavia, het hoofdkwartier van de Compagnie (met binnen zijn vestingmuren onder meer de residentie van de gouverneur-generaal). Een deel van dit zeer belangrijke archief is inmiddels online beschikbaar. Daarnaast zijn de archieven van de burgerlijke colleges van Batavia van belang. Deze instellingen waren niet onafhankelijk, maar stonden onder het gezag van de VOC. De archieven leren ons niet alleen veel over de instituties, maar ook over de inwoners van de stad. Met name de dossiers van de schepenbank en de weeskamer (1622-1885) dragen een schat aan genealogische gegevens in zich. Deze archieven zijn nog niet gedigitaliseerd; andere vanuit historisch oogpunt belangrijke collecties, zoals een grote serie diplomatieke brieven naar Batavia, zijn dat wel.

Het gezin De Jong poseert voor hun woonhuis te Samarang 1

Het gezin De Jong poseert voor hun woonhuis te Samarang. Onderdeel van een fotoalbum met foto's van Java uit het bezit van apotheker Specht-Grijp die in 1865 vanuit Batavia naar Nederland terugkeerde. Samarang, 1863-1869. Collectie Rijksmuseum

1
Citroen Kiehl 2

Uit het fotoalbum. CBG / Fotocollectie Citroen Kiehl.

2