Een nieuw bestaan in Nederland
Migratie is al eeuwenlang een belangrijk onderdeel van de Nederlandse samenleving. Onze voorouders waren vaak mobieler dan we denken. Het ging daarbij niet alleen om binnenlandse verhuizingen. Nederland was net als tegenwoordig ook vertrekstation, tussenhalte en eindbestemming voor allerlei internationale migratiestromen. Dat laatste blijkt bijvoorbeeld uit de buitenlandse familienamen die je in Nederland aantreft en uit herkomstnamen als Van Goch en de Vlaming. Op deze themapagina lees je hoe je onderzoek kunt doen naar immigranten die in Nederland een nieuw bestaan opbouwden.
De term 'immigratie' heeft eigenlijk betrekking op verhuisbewegingen tussen landen. Hoewel Nederland als land pas sinds de negentiende eeuw bestaat, wordt met 'immigrant' in dit thema ook iemand bedoeld die zich vóór die tijd van elders vestigde binnen de grenzen van het huidige Nederland. Omdat er door de eeuwen heen veel immigranten naar Nederland zijn gekomen, stuit je bij stamboomonderzoek bijna altijd wel op buitenlandse voorouders, zeker wanneer je een kwartierstaat maakt. Er zijn allerlei mogelijkheden om meer over hen te weten te komen. In principe kunnen alle Nederlandse bronnen waarin personen worden genoemd informatie bevatten over immigranten. Als je niet weet waar de betreffende immigrant bij betrokken is geweest en wanneer dat zich afspeelde, heeft het echter geen zin om lukraak in al die bronnen te gaan zoeken. Het is dan beter om te beginnen de bronnen waarbij de kans wat groter is dat die gegevens over immigranten bevatten. Een aantal van deze bronnen wordt hieronder kort besproken.
Soorten immigranten
Op basis van de duur van het verblijf en de reden van de immigratie worden er vier soorten immigranten onderscheiden:
- Trekarbeiders (tijdelijk; seizoenswerk).
- Arbeidsmigranten (tijdelijk; geld sparen om in eigen land toekomst op te bouwen).
- Permanente economische immigranten (permanent).
- Religieuze en politieke vluchtelingen (permanent of tijdelijk).
Vanwege de focus op de bronnen gaat dit thema niet gedetailleerd in op de herkomst en lotgevallen van deze vier soorten immigranten. De diversiteit is daarnaast ook zo groot dat het niet mogelijk is om aan iedere immigrantengroep voldoende aandacht te schenken (zie bijvoorbeeld de lijst met recente herkomstlanden op de website van het CBS).
Wie meer wil lezen kan onder andere terecht op de website Vijf eeuwen migratie. Daar worden, verdeeld over vijf periodes, de belangrijkste immigratiestromen tussen 1580 en nu beschreven. Daarnaast is de publicatie 'Van over de grens. Gids voor lokaal historisch onderzoek naar immigratie in Nederland' van belang. Die kun je ter inzage aanvragen via CBG Bibliotheek.
Middeleeuwen
Middeleeuws bronnenmateriaal is relatief schaars. Dat maakt het lastig om een goed beeld te krijgen van de immigratiestromen naar de gewesten die destijds gelegen waren binnen het grondgebied van het huidige Nederland. Toch lijkt het erop dat ‘internationale’ immigratie in deze tijd zeer beperkt was. Zo zouden er niet of nauwelijks immigranten zijn geweest die van ver kwamen, zoals joden, Lombarden en zigeuners. Lombarden waren geldhandelaars uit Italië, waarvan de oudste vermeldingen dateren uit het laatste kwart van de dertiende eeuw. Ze duiken onder andere op in Holland, Zeeland, Utrecht, Brabant en Limburg.
Afkomst landsheer
De immigranten die zich, al dan niet tijdelijk, in de verschillende gewesten vestigden, werden niet alleen aangetrokken door de (geld)handel. De buitenlandse afkomst van de landsheer die de scepter zwaaide over het betreffende gewest speelde soms ook een rol. Zo werden de graafschappen Holland en Zeeland achtereenvolgens bestuurd door landsheren uit het tegenwoordige België (de graven van Henegouwen), Duitsland (de hertogen van Beieren) en Frankrijk (de hertogen van Bourgondië). In hun kielzog kwam onder andere buitenlands hofpersoneel mee. Daarnaast stelden zij buitenlandse functionarissen aan.
Tip: Tijdens het onderzoek dien je er rekening mee te houden dat namen van buitenlanders in de middeleeuwse bronnen vernederlandst kunnen zijn, waardoor ze niet meteen als immigrant herkenbaar zijn. Dat geldt overigens ook voor bronnen uit later eeuwen.
Landsheerlijke archieven
De archieven van de landsheren zijn interessant vanwege de charters (oorkonden), rekeningen en processen waarin Lombarden en andere immigranten worden genoemd, en de verwijzingen naar hofpersoneel en ambtenaren die uit het buitenland afkomstig waren. Voor het onderzoek in de middeleeuwse landsheerlijke archieven van Gelre, Holland, Zeeland en het Sticht (dat bestond uit Utrecht, Overijssel, Drenthe en de stad Groningen), is een handige online gids beschikbaar. Het landsheerlijk archief van Gelre bevat tevens gegevens die betrekking hebben op Limburg. Een groot deel van de huidige provincie Limburg maakte in de middeleeuwen namelijk deel uit van het Overkwartier van Gelre (een onderdeel van het hertogdom Gelre). De originele stukken van het landsheerlijk archief van Brabant berusten bij het Rijksarchief te Brussel, maar diverse bronnen zijn op microfiche in te zien bij het Brabants Historisch Informatie Centrum.
Stadsarchieven
Immigranten vestigden zich zowel in steden als dorpen. Van de laatste groep zul je echter maar weinig sporen terugvinden. Vergeleken met stadsarchieven bevatten archieven van dorpen namelijk veel minder middeleeuws bronnenmateriaal. Van de stedelijke bronnen zijn vooral de poorterboeken, stadsrekeningen en archieven van gilden belangrijk. Een deel daarvan is als scan of bronbewerking online raadpleegbaar, bijvoorbeeld via de websites van archiefinstellingen en Digitale bronbewerkingen Nederland en België.
Poorterboeken
Voor immigranten die in steden gingen wonen kon het nuttig of noodzakelijk zijn om poorter te worden. Zo waren sommige beroepen en ambachten alleen toegankelijk voor poorters. De enige manier waarop immigranten poorter konden worden was tegen betaling of door introuwen in een poortersfamilie. Soms werd het poorterschap ook wel geschonken, bijvoorbeeld aan de hugenoten die zich in het laatste kwart van de zeventiende eeuw in onze streken vestigden.
Nieuwe poorters werden genoteerd in poorterboeken (ook wel burgerboeken genoemd). Daarin kun je informatie vinden over de naam van de nieuwe poorter, het aankoopbedrag, het beroep en de plaats van herkomst. Het kopen van het poorterschap was duur en niet per sé noodzakelijk om in de stad te kunnen wonen. Daarom zijn lang niet alle immigranten in de poorterboeken terug te vinden.
Een deel van de bewaard gebleven poorterboeken stamt uit de middeleeuwen. Ze werden tot ongeveer 1800 bijgehouden en kunnen daarom ook gegevens bevatten van immigranten die in later tijd naar Nederland zijn gekomen. Wanneer poorterboeken ontbreken kan de koop van het poorterschap zijn opgetekend in de stadsrekeningen (met vermelding van de namen of als anonieme verzamelpost).
Stadsrekeningen
In stadsrekeningen vind je meer sporen van immigranten dan alleen de koop van het poorterschap, vooral wanneer zij economische activiteiten ontplooiden. Naast de al genoemde geldhandelaars waren in onze streken ook uit het buitenland afkomstige kooplieden en ambachtslieden actief, zoals Duitse bierbrouwers. De herkomst van deze immigranten kan bijvoorbeeld worden afgeleid uit de naam die zij droegen. Zo wordt in de stadsrekening van Maastricht uit het jaar 1399-1400 melding gemaakt van Henric Westfelinc, die uit Westfalen afkomstig lijkt te zijn. Net als poorterboeken zijn er ook stadsrekeningen uit later tijd beschikbaar. Daardoor is deze bron eveneens van belang voor onderzoek naar immigranten die na de middeleeuwen in Nederland zijn gaan wonen.
Gilden
Immigranten die in de middeleeuwen een beroep wilden uitoefenen, moesten in bepaalde gevallen lid worden van een gilde. Gilden waren belangenorganisaties voor personen met het zelfde beroep. Ze werden opgericht in de middeleeuwen en hebben ook in later tijd een belangrijke rol gespeeld. Vaak was poorterschap een voorwaarde om lid te kunnen worden. Joden waren van lidmaatschap uitgesloten. Zij richtten zich daarom op beroepen die niet door een gilde werden gecontroleerd, zoals de (geld)handel.
Vroegmoderne tijd
Als gevolg van oorlogshandelingen en religieuze vervolgingen nam aan het einde van de zestiende eeuw de immigratie sterk toe. Na de val van Antwerpen (1585) trokken tussen de 100.000 en 150.000 vluchtelingen uit de Zuidelijke Nederlanden naar de protestantse Republiek. De meesten waren protestants, maar onder de vluchtelingen bevonden zich ook katholieken. Ze vestigden zich vooral in de steden. Daar stichtten de Franstalige protestanten eigen kerken, de zogenoemde Églises Wallonnes.
Ook in later tijd bleef de Republiek een toevluchtsoord voor protestanten en andere personen die vervolgd werden vanwege hun geloof, zoals hugenoten uit Frankrijk, Sefardische joden uit Spanje en Portugal en Asjkenazisch joden uit Duitsland, Polen en andere Oost-Europese landen. De joodse vluchtelingen vestigden zich in eerste instantie vooral in Amsterdam.
De komst van deze vluchtelingen leverde in veel gevallen een positieve impuls aan de economische en artistieke ontwikkeling van de Republiek. Zij brachten belangrijke kennis, vaardigheden en netwerken met zich mee. Als gevolg van de zich steeds verder verbeterende economische situatie trokken ook steeds meer arbeidsmigranten naar de Republiek. Zij waren bijvoorbeeld werkzaam als seizoenarbeider (Belgen en Duitsers), schoorsteenveger (Italianen), textielwerker (Fransen en Belgen), matroos (Duitsers en Scandinaviërs) en soldaat (Duitsers, Zwitsers, Schotten en Scandinaviërs). Daarnaast bood de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) eveneens volop werkgelegenheid. Al deze immigranten waren zeer belangrijk voor de verdere groei en ontwikkeling van de Republiek.
Huwelijksregisters (trouw en ondertrouw)
Voor zover bewaard gebleven gaan de meeste huwelijksregisters terug tot de achttiende of zeventiende eeuw. Met name van steden zijn ook wel registers uit de zestiende eeuw beschikbaar. Via het Repertorium DTB kun je nagaan welke huwelijksregisters er van een plaats bewaard zijn gebleven. Ze zijn online raadpleegbaar via WieWasWie, of via de websites en studiezalen van gemeentearchieven, streekarchieven, regionaal historische centra en kerkarchieven.
De huwelijksregisters bevatten de ondertrouw- en huwelijksdatum, de naam en voornamen van de bruid, bruidegom en getuigen, de afgeroepen huwelijkse geboden en de plaats van herkomst. Uiteraard zul je in deze bron geen immigranten aantreffen die ongehuwd bleven, of al getrouwd waren voordat zij naar de Republiek kwamen. De huwelijksregisters zijn belangrijk omdat je hierin ook gegevens terug kunt vinden over minder welgestelde immigranten.
Soms is het lastig om op basis van de oude spelling na te gaan welke plaats van herkomst wordt bedoeld. In dat geval kun je gebruik maken van een handig overzicht dat op de website van het Stadsarchief Amsterdam beschikbaar wordt gesteld.
Waalse fiches
Gegevens over vluchtelingen uit Wallonië, Frans-Vlaanderen en Frankrijk die vanaf de zestiende eeuw naar de Republiek kwamen, zijn onder andere vastgelegd in de zogenoemde Waalse fiches (Fichier Wallon). Deze verzameling bevat meer dan twee miljoen namen uit de kerkboeken van de Waalse vluchtelingenkerken. De originele fiches maken deel uit van de Bibliotèque Wallonne, die sinds 1998 bij de Universitaire Bibliotheken Leiden berust. De originele fiches zijn vanwege hun kwetsbaarheid niet raadpleegbaar, maar je kunt ze wel online bekijken via FamilySearch. Naast de Waalse fiches beschikt de Bibliothèque Wallonne ook over archiefstukken, boeken, tijdschriften, prenten, schilderijen en munten.
Collecties Wakker en Wolters
Het CBG|Centrum voor familiegeschiedenis (CBG) bezit enkele verzamelingen die van belang zijn voor het onderzoek naar immigranten in het leger van de Republiek. Het gaat om de collecties Wakker en Wolters.
Luitenant-kolonel W.R.H. Wakker verzamelde veel gegevens uit de Staten van Oorlog (begrotingen), de commissieboeken (aanstellingen) van de Raad van State, Zeeland en Groningen en verscheidene garnizoenslijsten. Hij concentreerde zich bij zijn onderzoek op de officieren, terwijl H.J. Wolters ook oog had voor militairen met een lagere rang. Laatstgenoemde maakte afschriften van huwelijksinschrijvingen waarin militairen werden genoemd uit de periode 1648-1811.
Op dit moment worden beide verzamelingen gedigitaliseerd, waarna ze online beschikbaar komen. Dit is een langlopend project. Wil je meer weten over de mogelijkheden om in de tussentijd onderzoek te doen in de collectie Wakker of Wolters, neem dan contact op via collectie@cbg.nl.
Voor meer algemene informatie over onderzoek naar militairen kun je terecht op de themapagina Militaire voorouders. Aanvullend op wat daar wordt verteld, is het belangrijk om te weten dat in de negentiende eeuw naast tal van andere nationaliteiten ook veel Afrikaanse soldaten uit Elmina en omgeving werden gerekruteerd voor het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL). Elmina was tot 1872 Nederlands bezit.
VOC-opvarenden
Aangezien het personeel van de VOC voor een belangrijk deel bestond uit personen die uit het buitenland afkomstig waren, is de database met VOC-opvarenden een belangrijke bron voor onderzoek naar immigranten. Deze database heeft vooral betrekking op de achttiende eeuw. De meeste zeventiende-eeuwse scheepssoldijboeken zijn namelijk verloren gegaan.
De database bevat geen namen van ouders. Wel wordt de plaats (of het land) van herkomst vermeld. Als de betreffende opvarende vóór vertrek een akte op heeft laten stellen door een notaris (voor het geval hij tijdens de reis zou overlijden), kun je soms nog wat meer gegevens over zijn directe verwanten terugvinden.
Notariële en rechterlijke archieven
Het waren niet alleen VOC-opvarenden die bij een notaris aanklopten. De notariële archieven bevatten ook sporen die andere immigranten hebben nagelaten. Zo kun je in de akten gegevens terugvinden over het land van herkomst, en over nog in het buitenland woonachtige familieleden. Je hoefde niet rijk te zijn om een akte op te laten stellen, maar de allerarmste immigranten vind je over het algemeen niet terug in deze bron.
Inwoners van plaatsen waar geen notaris was gevestigd, gingen in de regel naar een notaris in een naburige grotere plaats, of lieten een akte opstellen door het plaatselijke gerecht (de schout en schepenen). De laatstgenoemde handeling viel onder de zogenoemde vrijwillige rechtspraak.
Net als de huwelijksregisters zijn de bewaard gebleven notariële en rechterlijke archieven van steden meestal het oudst. Hoewel archieven en genealogische verenigingen steeds vaker notariële en rechterlijke archieven online beschikbaar stellen als scan of als bronbewerking, moet je voor de raadpleging ervan in veel gevallen toch nog een bezoek brengen aan de studiezaal van een gemeentearchief, streekarchief of regionaal historisch centrum.
Omdat de notariële en rechterlijke archieven doorlopen tot in de negentiende en twintigste eeuw, zijn deze bronnen ook voor later tijd van belang wanneer je op zoek bent naar immigranten.
Moderne tijd
In de negentiende eeuw nam de omvang van de immigratie naar Nederland af. Het waren juist de Nederlanders die zich toen als immigrant elders vestigden, bijvoorbeeld in de Verenigde Staten (zie het thema Emigratie).
Met de opkomst van de nationale staten kregen centrale overheden steeds meer oog voor de nationaliteit van hun burgers. Daardoor werd in de negentiende eeuw voor het eerst nationale wetgeving ontwikkeld met betrekking tot de Nederlandse nationaliteit en de immigranten en andere ‘vreemdelingen’ die naar Nederland kwamen.
Ondanks strenger wordende regels konden immigranten tijdens de negentiende eeuw nog steeds vrij eenvoudig naar Nederland komen (zolang ze maar over een paspoort beschikten en in hun levensonderhoud konden voorzien). De komst van 1 miljoen Belgische vluchtelingen tijdens de Eerste Wereldoorlog vormde een keerpunt. De Nederlandse overheid probeert sindsdien om via continu aanscherpen van de regels een regulerende invloed uit te oefenen op de verschillende migratiestromen.
Hoe recenter de komst, hoe lastiger
Naast arbeidsmigranten en slachtoffers van oorlogsgeweld trokken na de Tweede Wereldoorlog ook steeds vaker politieke vluchtelingen naar Nederland, al was die laatste groep tot 1970 nog relatief klein. De ontwikkelingen in twee voormalige Nederlandse koloniën waren eveneens van invloed op de migratiestromen. Zo kwamen na de onafhankelijkheid van Indonesië (1945) ongeveer 280.000 personen naar Nederland. Via onder meer het Oud-Paspoortarchief en optieverklaringen kun je meer over hen te weten komen (zie het thema Je Indische stamboom). Daarnaast leidde de onafhankelijkheid van Suriname (1975) tot de komst van veel Surinamers.
De arbeidsmigranten die in de moderne tijd naar Nederland kwamen, waren in eerste instantie vooral werkzaam in de Limburgse mijnen. Later schakelden ook door andere Nederlandse bedrijven arbeidsmigranten in. Deze zogenoemde ‘gastarbeiders’ kwamen onder andere uit Griekenland, Italië, Marokko en Turkije. Een deel van hen heeft zich op den duur permanent in Nederland gevestigd. Tegenwoordig werken er veel Oost-Europese arbeidsmigranten in Nederland.
Op zich kun je over al deze groepen de nodige informatie boven water halen, maar hoe recenter de komst naar Nederland, hoe lastiger het archiefonderzoek. Dat houdt met name verband met de privacywetgeving, waardoor informatie pas na een bepaalde periode openbaar mag worden gemaakt. Je kunt dan wellicht nog wel teruggrijpen op het familiegeheugen. Probeer in dat geval de verhalen over de komst naar Nederland zo goed mogelijk vast te leggen.
Binnenlandse paspoorten, veiligheidskaarten en reis- en verblijfpassen
Vanaf 1800 kwam er in de landelijke wetgeving steeds meer aandacht voor de registratie van vreemdelingen. Dat leidde onder andere tot de uitvaardiging van binnenlandse paspoorten (1806-1930), veiligheidskaarten (1815-1849) en reis- en verblijfpassen (1849-1926). Op lokaal niveau was men echter lang niet altijd even strikt met de vereiste registratie. Daarnaast bleef Nederland ook na de eerste Vreemdelingenwet (1849) makkelijk toegankelijk. Pas met de Wet Toezicht Vreemdelingen (1918) en het bijbehorende Vreemdelingenreglement kwam er een eind aan de vrije immigratie.
Hoewel binnenlandse paspoorten ook uit later tijd bewaard zijn gebleven, werden zij na 1813 steeds minder uitgegeven. Daarnaast waren ze vooral gericht op ingezetenen, al konden dat ook vreemdelingen zijn. Voor onderzoek naar immigranten zijn met name de registers van veiligheidskaarten en de registers van reis- en verblijfpassen van belang. In de laatstgenoemde bron vind je bijvoorbeeld informatie over het uiterlijk van de persoon aan wie de pas was uitgereikt. Helaas werd niet iedere vreemdeling geregistreerd en is een groot deel van de betreffende archieven verloren gegaan.
Voor zover bewaard gebleven kun je de registratie van binnenlandse paspoorten, veiligheidskaarten en de registers van reis- en verblijfpassen raadplegen bij een gemeentearchief, streekarchief of regionaal historisch centrum (in het secretarie- of politiearchief van de gemeente waar de vreemdeling zich meldde). Soms worden deze bronnen al online beschikbaar gesteld, zoals op de website van het Stadsarchief Amsterdam. Voor de registers van binnenlandse paspoorten, veiligheidskaarten en reis- en verblijfpassen die jonger zijn dan 100 jaar, kunnen openbaarheidsbeperkingen gelden.
Burgerlijke stand en bevolkingsregister
De burgerlijke stand werd in delen van Zeeland, Noord-Brabant en Limburg ingevoerd vanaf 1796/1798 en in de rest van Nederland vanaf 1811. Net als de huwelijksregisters uit de vroegmoderne tijd zijn ook de huwelijksakten en huwelijksbijlagen uit de moderne tijd een belangrijke bron voor onderzoek naar immigranten. Zo kan de huwelijksakte informatie bevatten over de ouders en de geboorteplaats van een immigrant en kun je in de huwelijksbijlagen onder andere extracten van buitenlandse doopinschrijvingen of geboorteakten terugvinden.
Het bevolkingsregister bestaat sinds 1850 en heeft in de loop der tijd verschillende vormen gekend: vastbladige bevolkingsregisters (1850-1920), gezinskaarten (1920-1938), persoonskaarten (1939-1 oktober 1994) en de digitale Basisregistratie Personen (sinds 1 oktober 1994). Deze bronnen zijn vooral van belang omdat ze onder andere informatie kunnen bevatten over de nationaliteit, de geboorteplaats, de plaats van herkomst en de datum van vestiging in een Nederlandse gemeente. Het bevolkingsregister kende ook speciale ‘hulpregisters’ waarin informatie over specifieke groepen werd vastgelegd: bijvoorbeeld registers voor de Belgische vluchtelingen uit de Eerste Wereldoorlog, verblijfregisters (registratie van tijdelijke inwoners), dienstbodenregisters (met daarin ook buitenlandse dienstbodes) en woonwagenregisters.
De akten van de burgerlijke stand en de bevolkingsregisters kun je in veel gevallen bekijken via WieWasWie , FamilySearch en de websites van archiefinstellingen. Nog niet online beschikbaar gestelde akten en bevolkingsregisters zijn raadpleegbaar bij gemeentearchieven, streekarchieven, regionaal historische centra of de afdeling burgerzaken van een gemeente. Als gevolg van de privacywetgeving verstrekt de afdeling burgerzaken geen gegevens van nog levende personen. Van persoonskaarten en persoonslijsten van na 1939 overleden personen die ingeschreven stonden bij een Nederlandse gemeente, kunnen bij het CBG uittreksels worden besteld.
Naturalisatieaanvragen
Naturalisatie tot Nederlander is pas mogelijk sinds de vorming van de Nederlandse staat. Vóór die tijd kon je wel tot inwoner van een gewest worden genaturaliseerd, maar dat gebeurde niet vaak. Oude naturalisaties zijn zeldzaam. De meeste naturalisaties dateren van na 1950.
De Nederlandse nationaliteitswetgeving was tijdens een groot deel van de negentiende eeuw gebaseerd op het geboortelandprincipe. Je ontving automatisch het Nederlanderschap wanneer je op Nederlandse grond was geboren (d.w.z. in Nederland, of in de koloniën) uit ouders die daar gevestigd waren. De nationaliteit van je ouders speelde daarbij geen rol.
Vanaf de Wet op het Nederlanderschap (1892) stond het afstammingsprincipe centraal. Daardoor verwierf je als kind van een Nederlandse man of een buitenechtelijk kind van een Nederlandse vrouw automatisch de Nederlandse nationaliteit. Daarnaast kregen buitenlandse vrouwen die met een Nederlandse man trouwden eveneens het Nederlanderschap.
Tip: Gemeenten waren vanaf 1892 niet meer verplicht om aanvragen voor naturalisatie te registreren. Toch zijn in gemeentearchieven ook uit later tijd nog naturalisatieverzoeken terug te vinden.
De Wet op het Nederlanderschap werd in 1984 vervangen door de Rijkswet op het Nederlanderschap. Die bepaalt tot op de dag van vandaag aan wie de Nederlandse nationaliteit wordt toegekend. Een belangrijk verschil met de voorgaande periode is het feit dat wettelijke kinderen van een buitenlandse vader en een Nederlandse moeder nu eveneens het Nederlanderschap kunnen ontvangen.
Immigranten die op basis van deze wetgeving niet de Nederlandse nationaliteit verwierven, konden zich tot Nederlander laten naturaliseren. Dat was niet verplicht, maar op die manier kregen ze alsnog dezelfde rechten als andere Nederlanders. De bewaard gebleven documenten bevatten informatie over de naam en voornamen van de aanvrager, de leeftijd, plaats van herkomst, huidige woonplaats, militaire dienst, beroep, gezinssamenstelling en motieven voor de aanvraag en toekenning.
Naturalisatieaanvragen kun je raadplegen bij een gemeentearchief, streekarchief, regionaal historisch centrum of het archief van de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND). Als gevolg van de privacywetgeving zijn alleen naturalisaties ouder dan 100 jaar vrij ter inzage. Op de website van het Nationaal Archief wordt een handige onderzoeksgids beschikbaar gesteld.
Algemeen Politieblad
In het Algemeen Politieblad, dat in 1852 voor het eerst verscheen, vind je tot omstreeks 1947 allerlei informatie over uitgezette vreemdelingen. Naast de naam werd meestal ook de herkomstplaats, het uiterlijk, de leeftijd en het beroep vermeld. Daarom is het een interessante bron voor onderzoek naar immigranten. Vooral omdat de uitgezette personen op een later moment weer naar Nederland kunnen zijn teruggekeerd. De gegevens over de uitgezette vreemdelingen worden na verloop van tijd wel steeds summierder. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde uitgezette personen niet zijn geregistreerd.
Het CBG bezit de jaargangen 1852-1946 van het Algemeen Politieblad. De jaargangen tot 1900 kunnen digitaal worden geraadpleegd via CBG Verzamelingen. Er wordt hard gewerkt om de overige jaargangen ook toegankelijk te maken.
Adresboeken, telefoonboeken en kranten
Vanaf het begin van de negentiende eeuw hebben diverse gemeenten adresboeken uitgegeven (een soort voorgangers van de telefoongids en de gouden gids). Naast persoonsnamen, adressen en beroepen kunnen ze ook informatie bevatten over instellingen, winkels, verenigingen en kerkgenootschappen. Met behulp van deze bron is het mogelijk om bijvoorbeeld Italiaanse schoorsteenvegers of buitenlandse restauranthouders op te sporen. Sommige adresboeken worden online beschikbaar gesteld, zoals die van de gemeente Rotterdam (1808-1939). De andere zijn, voor zover bewaard gebleven, raadpleegbaar bij een gemeentearchief, streekarchief of regionaal historisch centrum.
Telefoongidsen zijn eveneens bruikbaar bij het onderzoek naar immigranten. Het Museum voor Beeld en Geluid Den Haag (het vroegere Museum voor Communicatie, dat later bekendstond onder de naam COMM) bezit ongeveer 1500 telefoongidsen uit de periode 1901-heden. De telefoongidsen uit de jaren 1901-1950 zijn al gedigitaliseerd en worden door het Museum voor Beeld en Geluid beschikbaar gesteld via de website Delpher.
Wanneer je op zoek bent naar immigranten is het ook belangrijk om aandacht te schenken aan historische kranten. Die kunnen namelijk advertenties van en berichten over immigranten bevatten. Veel landelijke kranten zijn digitaal raadpleegbaar via Delpher. Gedigitaliseerde lokale kranten worden onder andere beschikbaar gesteld via websites van archiefinstellingen of regionale krantenbanken.
Immigratie en DNA
DNA-onderzoek wordt steeds vaker ingezet bij het in kaart brengen van de familiegeschiedenis. Hoewel de uitkomsten van de beschikbare testen anders doen vermoeden, zijn de mogelijkheden om met behulp van DNA immigratievragen op te lossen op dit moment nog beperkt. Je kunt meestal wel achterhalen van welk continent je voorouders afkomstig waren (Europa, Afrika of Azië), maar niet uit welk land (zie het thema DNA en familiegeschiedenis).
Onderzoek in land van herkomst
Zodra je hebt ontdekt dat één of meerdere voorouders uit het buitenland afkomstig zijn, zul je onderzoek moeten doen in archiefbronnen uit het land van herkomst. Er zijn allerlei verenigingen, websites en publicaties die je daarbij kunnen helpen. Denk bijvoorbeeld aan de Indische Genealogische Vereniging, de Stichting voor Surinaamse Genealogie, de Werkgroep Genealogisch Onderzoek Duitsland en de Stichting Nederlandse Hugenoten (waar je ook terecht kunt met vragen over Waalse vluchtelingen uit de zestiende eeuw).
De websites FamilySearch en FamilySearch Wiki bieden veel internationale bronnen en onderzoekstips online aan. Voor het raadplegen van de beschikbare scans is een gratis registratie vereist. Op de website van het Nationaal Archief vind je diverse handige databases en onderzoeksgidsen die betrekking hebben op de Molukken, Nederlands-Indië, de Nederlandse Antillen en Suriname. Kijk daarvoor onder 'zoekhulpen' of maak gebruik van de zoekfunctie op de website.
Komen je voorouders uit China, Marokko, de Molukken, Nederlands-Indië, de Nederlandse Antillen, Suriname, of Turkije, dan zijn ook de publicaties uit de door het CBG uitgegeven reeks Voorouders van verre van belang. Daarin wordt onder andere aandacht besteed aan de onderzoeksmogelijkheden en beschikbare bronnen. Deze publicaties zijn alleen nog tweedehands verkrijgbaar. Daarnaast kun je ze ter inzage aanvragen via CBG Bibliotheek of exclusief voor Vrienden van het CBG digitaal hier te raadplegen.