CBG bronnen
Pandhof, Domkerk
Pandhof, Domkerk

Verslag Historicidagen: dag 2

29 augustus 2017

Het Academiegebouw in Utrecht was op vrijdag 25 augustus rijkelijk gevuld met een keur aan historici, van de academische wereld tot de archiefsector en van de museale hoek tot de onderwijsbranche. Vanuit het CBG was ik samen met mijn collega Martijn Spruit aanwezig om me onder te dompelen in de diverse wereld van geschiedenis en te leren van collega’s uit andere specialismen die elk op hun eigen manier de historie presenteren aan het publiek. Na een leerzame eerste dag was ik weer klaar voor de vele inspirerende sessies die er de volgende dag tot ’s avonds laat op het programma stonden. Hieronder neem ik je mee in mijn ervaringen van de tweede dag.

Door Vera Weterings

Martijn Spruit en Vera Weterings, CBG|Centrum voor familiegeschiedenis

Martijn Spruit en Vera Weterings, CBG|Centrum voor familiegeschiedenis

De tweede dag van de Historicidagen ging van start met een kort welkom door Susan Legêne die de vernieuwde website Historici.nl onder de aandacht bracht.  Met deze vernieuwde site hoopt het KNHG historici nog beter van dienst te zijn, zonder de vertrouwde elementen van de website te verliezen. Zo bevat de site nog steeds bijdragen van correspondenten en verslagen van evenementen. Ook blijft de site toegang bieden tot de bronnen van diverse instituten. De vacaturebank, calls for papers en agenda staan overzichtelijk gepresenteerd.

historici.nl

Website Historici.nl

Na Legêne was het de beurt aan de burgemeester van Utrecht, Jan van Zanen, om het publiek toe te spreken en te vertellen over zijn liefde voor de geschiedenis.Ook Keimpe Algra, decaan van de faculteit Geesteswetenschappen van de Universiteit Utrecht, benadrukt dit in zijn voordracht. De geschiedenis helpt ons de complexiteit van de huidige tijd beter te begrijpen. Geschiedenis is volgens hem dan ook meer dan l’art pour l’art. Hoewel hij het belang van bildung onderstreept waarbij geschiedenis de geest verrijkt en de visie op de wereld aanscherpt, kraakt hij een kritische noot over het programma waarbij het nog zacht uitgedrukt is als we stellen dat het accent van de sessies op het heden ligt. Ik kan hem hier alleen maar gelijk in geven. De titels van verschillende sessies liegen er niet om ‘Dekolonisatie van het verleden’, ‘Historici op de bres voor democratie’, ‘Geschiedenis in een digitale wereld’ en ‘bewijsnood’. Het lijkt erop dat historici meer dan ooit gegrepen worden door het heden, maar is dat geen vertekening? Er zijn ook nog genoeg historici die zich bezighouden met de ‘verre’ geschiedenis, de periode van de Middeleeuwen en de Oudheid, tijdvlakken die nu geen plek in het congres hebben gekregen. Hoewel culturele diversiteit op de agenda staat van verschillende sessies, zou diversiteit van periodes in het programma geen overbodige luxe zijn. Desalniettemin wenst Van Kempen alle aanwezige inspirerende en leerzame dagen.

Geschiedenis verrijkt de geest

Nep geschiedenis of toch niet...?

Maria Grever van de Universiteit Utrecht is uitgenodigd om de openingslezing van het congres te geven. Zij doet dit met – hoe kan het ook anders – een lezing over een zeer recent thema dat historici bezighoudt: ‘Nepgeschiedenis of toch niet… ? De betekenis van de populaire cultuur voor historisch besef.’ In haar lezing gaat Grever in op het belang van populaire cultuur bij de ontwikkeling van historisch besef. Grever gaat in op historische representaties, herinneringsinfrastructuur en geschiedenisconceptie. Onder historische representaties verstaat ze onder andere musicals, een voorbeeld van herinneringsinfrastructuur zijn straatnamen en met geschiedenisconceptie wordt onder andere gerefereerd aan nostalgie.  Grever pleit voor een serieuze benadering door academische historici van populariserende genres zoals spellen, re-enactment en musicals. Dit soort genres zijn inmiddels immers belangrijke middelen van historische kennisoverdracht. Als historici zich distantiëren van de populariserende cultuur missen zij belangrijke kanalen waarmee historische kennis verspreid wordt. Dit soort genres leidt immers ook tot nieuwe vragen op bestaande vraagstukken.

Als historici zich distantiëren van de populariserende cultuur missen zij belangrijke kenmerken.

Hoewel de historische juistheid in populariserende genres soms met een korreltje zout moeten worden genomen, stellen de genres wel belangrijke onderwerpen aan de kaak. De historicus moet echter altijd een aantal zaken in acht nemen, waaronder de temporaliteit wat betreft anachronismen en de realiteit wat betreft het onderscheid tussen ‘echt’. Geschiedenis komt immers voort uit historische interesses en nieuwe ontwikkelingen zijn daarbij van groot belang. Een voorbeeld van een inmiddels geaccepteerde ontwikkeling daarin is oral history. Ook zijn er nieuwe genres die het onderzoeken waard zijn, zo wijst Grever op het onderzoek dat Laurie Slegtenhorst deed naar de musical Soldaat van Oranje. Bij een dergelijke musical staan beleving, echtheid en emotie centraal. Voor de musical was met name het opwekken van het nationale gevoel erg belangrijk.

Maria Grever, Erasmus Universiteit

Maria Grever, Erasmus Universiteit

Echter niet alleen musicals zijn onderwerp van onderzoek, ook spellen zoals Call of Duty World War II. Pieter van den Heede deed onderzoek naar dit soort spellen. Een ander focuspunt ligt bij het re-enactment, waarbij net als bij de spellen de deelnemers actief worden betrokken en daarmee worden uitgenodigd tot zelfreflectie. Hiermee wordt historisch denken in didactische zin uitgelokt. Grever benadrukt ook het belang van een educatieve vertaalslag van de geschiedbeleving om de kennis van ons verleden beter over te brengen. Concluderend stelt Grever dat publieksbereik en actieve betrokkenheid blijven groeien. Dit betekent dat het belang van populariserende producties steeds belangrijker wordt aangezien kritisch historisch besef alleen verhoogd kan worden in combinatie met interactie en educatie.

De disneyficatie van geschiedenis in musea

v.l.n.r. Paul Knevel, Kathelijne Eisses, Gijs van der Ham,  Klaartje Schweizer en Wies Rosenboom

v.l.n.r. Paul Knevel, Kathelijne Eisses, Gijs van der Ham, Klaartje Schweizer en Wies Rosenboom

Na de openingslezing van Maria Grever werden de deelnemers uitgenodigd om aan het ruime assortiment van parallelle sessies deel te nemen. Ik koos voor ‘Disneyficatie. Het beste van twee werelden’. Dat de kracht van Disney grensverleggend is hoef je aan niemand uit te leggen. Wat de succesformule hierachter is kun je niet vaak genoeg benadrukken. Die kracht bestaat uit een combinatie van vier eigenschappen die de gehele organisatie in zijn handelen overbrengt. Allereerst gaat het om het centraal stellen van gastvrijheid die tot in de puntjes verzorgd is. Ten tweede is hoge kwaliteit van producties die tot in de details worden uitgedacht van groot belang. Ten derde is ook de bedrijfsmatige actuele en grondige kennis van onschatbare waarde. Tot slot kan men er ook niet omheen dat een enorm publieksbereik mensen raakt.

Klaartje Schweizer, Nederlands Openlucht Museum

Klaartje Schweizer, Nederlands Openlucht Museum

Dat publieksbereik, dat is ook waar het bij cultureel ondernemerschap over gaat stelt Klaartje Schweizer van het Openluchtmuseum. Cultureel ondernemerschap gaat namelijk niet alleen over geld, maar ook over culturele waarden en die waarden zijn dynamisch. Musea en ook andere erfgoedinstellingen moeten veel weten over hun bezoekers. Hierbij zijn niet zozeer de bezoekerscijfers interessant, maar meer nog de waardering. De maatschappelijke rol van erfgoedinstellingen wordt steeds groter, niet alleen om er voor minderheden te zijn door het ontwikkelen van speciale programma’s voor mensen met een verstandelijke beperking of het initiatief MuseumPlusBus waarbij ouderen naar een museum gebracht worden. Juist ook het luisteren naar het publiek is van groot belang, want als je belang hecht aan historische belangstelling bij je publiek waarom zou je als erfgoedinstelling er dan niet achter proberen te komen wat de motivatie achter die interesse is? Alleen dan kun je daar in je programmering op inspelen.

Canon van Nederland, Nederlands Openluchtmuseum

Canon van Nederland, Nederlands Openluchtmuseum

Het Nederlands Openluchtmuseum heeft de mening van het publiek gebruikt bij het opzetten van de nieuwe presentatie waarin de canon van Nederland wordt gepresenteerd: van hunebed tot heden. Hierbij is de canon gebruikt als richtsnoer dat kennis biedt over de Nederlandse geschiedenis en cultuur en middels de verschillende vensters de historie tot leven wekt en de bezoeker verleidt zich verder te verdiepen in de geschiedenis. Hoewel de presentatie de historische werkelijkheid sterk heeft gesimplificeerd, betekent dit zeker niet dat de gecreëerde pretparkachtige presentaties feitelijk onjuist zijn. Sterker nog; de details zijn gebaseerd op bronnen en er is geprobeerd op een zo goed mogelijke manier een balans te vinden tussen attractiviteit en gastvrijheid aan de ene kant en een inhoudelijk aanbod aan de andere kant.

Canon van Nederland, Nederlands Openluchtmuseum

Canon van Nederland, Nederlands Openluchtmuseum

Gijs van der Ham van het Rijksmuseum wijst met het beleid van het Rijksmuseum op een tegenovergestelde keuze. Zo staat in het Rijksmuseum het object centraal zonder toeters en bellen. Deze keuze is gemaakt om het kijken te bevorderen en de authenticiteit te allen tijde voorop te stellen. Dat betekent echter niet dat het Rijksmuseum niet meedenkt met de bezoekers en opsmuk geheel links laat liggen. Sterker nog, het Rijksmuseum denkt juist mee aan dit soort presentaties, zo ook bij de eerder besproken canon-presentatie in het Nederlands Openluchtmuseum en de multimediale tour van Museum Het Grachtenhuis en de schutterstukken presentatie in de Hermitage Amsterdam. Hoewel bij dit soort objecten de historische achtergrond veel meer is gesimplificeerd dan bij het Rijksmuseum zelf het geval is, wordt bij de samenstelling altijd gefocust op het belang van de historische inhoud en daarna pas de presentatievorm. Doordat musea relevant moeten zijn voor de gehele samenleving is volgens Van der Ham versimpeling dan ook onvermijdelijk.

Gijs van de Ham, Rijksmuseum

Gijs van de Ham, Rijksmuseum

Is simplificatie slecht? Niet als middel, wel als doel.

Kathelijne Eisses van Tinker Imagineers kan niet anders dan beamen dat musea voor en van iedereen moeten zijn. Dat betekent laagdrempelig, meeslepend en vooral ook leuk. Bij Tinker Imagineers werkt zij veel voor musea, zoals het Nationaal Zilvermuseum, DomUnder, Museum Boerhaave en het Mondriaanhuis. Disneyficatie loopt als rode lijn door haar dagelijkse werkzaamheden. Simplificeren is van groot belang, je kunt namelijk onmogelijk alles vertellen. Echter simplificatie is als middel prima, maar niet als doel. De kunst is volgens haar dan ook veel te weten om weinig te kunnen vertellen. Met die kennis kun je werelden creëren die kloppen en inhoudelijk zijn gedreven en zo een historisch onderwerp centraal stellen.

Kathelijne Eisses, Tinker Imagineers

Kathelijne Eisses, Tinker Imagineers

Je moet veel weten om weinig te kunnen vertellen.

Na deze sessie was het tijd voor de lunchpauze waarbij ook de honger van de intellectuele geest gestild kon worden. Zo was er in het prachtige Pandhof een informatiemarkt te vinden en werden er studentpresentaties gegeven. De informatiemarkt bestond onder meer uit vertegenwoordigers van verschillende uitgeverijen met een historisch verantwoord boekenaanbod en instituten die hun onderzoek presenteerden. Na een goedverzorgde lunch kon iedereen er weer tegenaan en was het tijd voor het middagprogramma met wederom een ruime keuze in het parallelle programma. Ik koos ervoor om de sessie ‘publieksgeschiedenis, musea en burgerschap’ bij te wonen

Pandhof, Domkerk

Pandhof, Domkerk

Publieksgeschiedenis, musea en burgerschap

Onder leiding van Maarten van Dijck van de Erasmus Universiteit Rotterdam ging sprekers uit verschillende vakgebieden met elkaar in discussie over de rol van publiek ten opzichte van geschiedenis en musea. Overheden hebben hoge verwachtingen van musea op het terrein van sociale cohesie en actief burgerschap. De wending naar publiek betrokken musea roept bovendien vragen op over de morele positie die musea onvermijdelijk moeten innemen om deze rol op zich te nemen. Karen Polak van de Anne Frank Stichting nam als eerste het woord en liet het publiek kennismaken met het project Stories that move. Dit project vertelt niet alleen een historisch verhaal, maar gaat ook in op een maatschappelijke discussie zoals discriminatie en doordat bij het publiek wordt samengewerkt met diverse landen is de invalshoek van de  onderwerpen erg ruim. Iedere cultuur kijkt immers anders tegen dingen aan, mensen interpreteren. Vandaar dat Polak ook wijst op het belang van het See-think-wonder principe. Het principe helpt mensen bij het ontdekken van museale objecten door gebruik te maken van drie simpele vragen:

  • What do you see? (Nederlands: wat zie je?)
  • What do you think? (Nederlands: wat denk je daarvan?)
  • What does it make you wonder? (Nederlands: wat doet het je afvragen?)

Het is een zeer effectieve methode wanneer het gaat om het bekijken van museumobjecten, doordat het je dwingt om eerst het object in je op te nemen, zonder na te denken over de betekenis. Je ziet dan veel meer dan wanneer je gewoonweg langs een object in het museum slentert. Valika Smeulders van Pasado Presente is op een geheel ander niveau bezig en staat aan de wortels van een project om het Caribisch erfgoed meer aanwezigheid te geven in de Nederlandse musea als onderdeel van de Nederlandse geschiedenis en Nederlandse cultuur. De Cariben zijn namelijk ondervertegenwoordigd in onze musea. Hoewel het Nationaal Museum voor Wereldculturen, het cluster van het Rijksmuseum Volkenkunde, Afrikamuseum, Tropenmuseum en Wereldmuseum, samen 4.500 objecten uit de Cariben beheert, zijn duizend van deze objecten potscherven. In het Rijksmuseum zijn zelfs slechts zeshonderd objecten uit die regio te vinden, Suriname kent het dubbele aantal.

Sessie Publieksgeschiedenis, musea en burgerschap

Sessie Publieksgeschiedenis, musea en burgerschap

Ook Pieter de Bruijn van de Open Universiteit ziet een rol voor musea weggelegd bij het ontwikkelen van een eigen identiteit. Met name stadsmusea zijn volgens De Bruijn belangrijk bij de geschiedenisoverdracht naar burgers toe. Neem bijvoorbeeld het Museum Rotterdam dat het museum voor ‘Rotterdammers en hun stad’ propageert te zijn. Het doel van het museum is om door verhalen te vertellen de inwoners van de stad met elkaar te verbinden en de gewone Rotterdammer op een voetstuk te plaatsen.

Collectie-ontsluiting next level. De ijsberg zichtbaar maken

De laatste sessie die ik die dag bezocht was er één waar verschillende archiefinstellingen hun kennis deelden wat betreft het ontsluiten van de vele archiefbronnen die nog niet zichtbaar zijn voor het grote publiek. Het doel van de sessie was om te laten zien waar archiefinstellingen mee bezig zijn en welke nieuwe methoden zij gebruiken om hun bronnen beter toegankelijk te maken. Hierbij is de uitdaging de drie lagen van digitaal erfgoed in acht te nemen: zichtbaar (diensten), bruikbaar (verbinding bronnen) en houdbaar (content). Edwin Klijn van het Netwerk Oorlogsbronnen beet het spits af met zijn presentatie over volautomatisering van archieven. Hij gaf het publiek een inkijkje in zijn project waarbij hij getypte en hybride archiefdocumenten volautomatisch laat OCR-en. Hij heeft deze methode getest op het archief Bijzondere Rechtspleging en kon concluderen dat vier van de vijf woorden correct werden omgezet. De fouten die ontstonden hadden te maken met tekst die op het origineel was doorgeslagen, kolommen, handschrift en de lastige herkenning van de 1, I en l. Zo bleek uit zijn onderzoek dat volautomatisering zo gek nog niet was, het bleek vrij betrouwbaar wanneer het werd toegepast op bronnen met een eenvoudige lay-out en de computer was zelfs in staat om domeinspecifieke woorden, personen, organisaties, locaties en data te herkennen zodat deze gegevens gebruikt konden worden bij de metadatering van de bronnen.

Hierna was het de beurt aan Nico Vriend van het Noord-Hollands Archief en Ceciel Huitema van het Nationaal Archief. Zij maakten het publiek duidelijk hoeveel interessant archiefmateriaal voor onderzoekers en ander publiek nog onzichtbaar is. Om de ijsberg als metafoor te gebruiken: boven water bevinden zich beschrijvingen van documenten, ‘machine leesbare’ indexen oftewel de databases en scans van documenten, maar onder water is een nog veel grotere schat aan informatie te ontdekken, namelijk de kilometers nog niet gedigitaliseerde documenten, geschreven, getypte en gedrukte indexen en de informatie in de documenten zelf.

Ceciel Huitema (Nationaal Archief) en Nico Vriend (Noord-Hollands Archief)

Ceciel Huitema (Nationaal Archief) en Nico Vriend (Noord-Hollands Archief)

Om wat meer van die ijsberg boven water te krijgen hebben Vriend en Huitema samengewerkt aan een project waarbij zij tests hebben gedaan met het automatisch laten herkennen van handschriften in indexen. Het voordeel hierbij is dat de teksten uniform zijn qua lay-out, er weinig verschillende handschriften zijn en de meeste overheidsarchieven grotendeels op dezelfde manier zijn gestructureerd, dit vergemakkelijkt het ontsluiten. Een nadeel is echter dat nog niet de teksten van de onderliggende documenten doorzoekbaar zijn gemaakt. Het Nationaal Archief en Noord-Hollands Archief willen een proef doen met de archieven van onder andere het Ministerie van Koloniën en zoeken hiervoor marktpartijen die crowdsourcingprojecten kunnen ontwikkelen met de resultaten van handschriftherkenningssoftware.

Vervolgens nam Marieke van Erp van de Vrije Universiteit het woord en nam ons mee in de wereld van taaltechnologie. Zij legde uit dat taaltechnologie bestaat uit onderzoek en ontwikkeling van manieren om informatie uit teksten te extraheren, denk hierbij aan automatische vertalingen of het herkennen van synoniemen. Online archiefmateriaal kan vaak met behulp van trefwoorden doorzocht worden. Het zou een verrijking zijn als de computer gerelateerde concepten zoals ´vuur´ en ´brand´ automatisch met elkaar in verband kan brengen zodat de onderzoeker wordt geholpen. Het is dan ook belangrijk voor next-level ontsluiting om te kijken wat er in de tekstvelden te vinden is en deze woorden te koppelen aan thesauri en andere collecties. Op deze manier komt steeds meer bruikbare data beschikbaar.

Marieke van Erp, Vrije Universiteit

Marieke van Erp, Vrije Universiteit

Hierna nam Klijn opnieuw het woord om dit keer te vertellen over het project Personenportal WOII van het Netwerk Oorlogsbronnen, waar ook het CBG aan meewerkt. Deze zoekingang op namen en naamvarianten van slachtoffers, militairen, tewerkgestelden, gevangenen, verzetsstrijders, collaborateurs, SS-vrijwilligers, et cetera in Nederland en Nederlands-Indië, zorgt voor een verbeterde dienstverlening op persoon-gerelateerde vragen.

Een ander project dat werd toegelicht was dat van Olaf Janssen van de Koninklijke Bibliotheek. Janssen wenste meer achtergrondinformatie bij de vele verzetskranten uit de Tweede Wereldoorlog die via Delpher te vinden zijn. Hij ging op zoek naar bronnen over deze kranten en vond een boek met korte beschrijvingen over elke krant. Hij besloot het boek met software te laten OCR-en en automatisch in een Wikipedia-pagina te laten gieten. De software was in staat om zonder fouten koppelingen te maken met gegevens zoals krantentitel, plaats van uitgave, personen en andere kranten. Ook was het mogelijk delpher voor de full tekst en gerelateerde externe bronnen voor aanvullende informatie te koppelen. Waarom Janssen koos voor Wikipedia en niet Delpher of een nieuw platform? Vanwege het grote publieksbereik dat Wikipedia heeft!

Tot zover de inhoudelijke sessies, het was tijd voor het wat luchtiger avondprogramma. Van het statige Academiegebouw verplaatste het diverse gezelschap historici zich naar de gezellige ambiance van Museum Speelklok. Hier konden rondleidingen gevolgd worden met demonstraties van de speelklokjes. Bovenin het museum was een zaal ingericht waar historici hun guilty pleasures konden opbiechten. Ook was er een uitgebreid dinerbuffet zodat er niet alleen voldoende food for thought was, maar ook de inwendige mens werd bediend.

Avondprogramma Museum Speelklok

Dinerbuffet Historicidagen, Museum Speelklok

Dinerbuffet Historicidagen, Museum Speelklok

Wat betreft de opbiechtsessies van historici, deze waren vermakelijk. Zo vertelde Lex Heerma van Voss van het Huygens ING over zijn fascinatie met foute linkse politici zoals de Amerikaanse president Johnson, die vanwege de Vietnamoorlog vaak als rechtse rakker gezien wordt maar in eigen land veel belangrijke sociale wetgeving invoerde. Lauren Lauret liet bezoekers hardlopen door de eeuwen heen aan de hand van minuten als jaartallen, programmamaker Eveline van Rijswijk toonde de vele manieren waarop men de laatste tijd met standbeelden omgaat in haar praatje ‘creatief met standbeeld’.  Marieke Oprel van het Duitsland Instituut eindige die avond met het prijsgeven van haar guilty pleasure ‘Sonjabakkeren met Sisi’ aan de hand van drie gouden regels: sap van rauw kalfsvlees, oftewel cup-a-soup avant la lettre, sorbets en kantoorgymnastiek. Na deze hilarische, maar historisch verantwoorde korte presentaties bewoog iedereen zich naar beneden om te genieten van een orgelconcert en konden de voetjes van de vloer toen het museum zich omvormde tot danszaal. Het was een gelaagde tweede congresdag die feestelijk ten einde kwam.