CBG bronnen
Antoinette Remigia Rudolfina - uitsnede
Antoinette Remigia Rudolfina trad begin twintigste eeuw in Nederland in het huwelijk Foto: part. coll. Uit: CBG, Roots Karibense, Voorouders van Verre deel 4

Het slavernijverleden in familienamen

24 februari 2022

Veel typisch Antilliaanse achternamen komen niet voort uit eigenlijke familienamen, maar vinden hun oorsprong in het slavernijverleden of de naam die tot slaaf gemaakten bij hun vrijmaking kregen. In de CBG Familienamenbank vind je diverse namen die zijn ontstaan op de Antillen.

Wanneer je op zoek gaat naar de herkomst van je familienaam, kom je wellicht een heel eind richting de zeventiende eeuw of zelfs nog eerder. Hoe anders is dat bij Antilliaanse voorouders. Tot slaaf gemaakten hadden geen oorspronkelijke familienamen, maar werden door hun eigenaar aangesproken met hun doopnaam, een vroegere stamnaam of een racistische of denigrerende naam.

Een voornaam als achternaam

Toen de slavernij in 1863 werd afgeschaft, moesten de tot slaaf gemaakten ten behoeve van de burgerlijke stand een familienaam aannemen. Op de Antillen zijn vooral metroniemen als familienaam aangenomen, omdat de slavengemeenschappen zich concentreerden rond de moeders. Kinderen werden veelal naar hen vernoemd, maar zij hadden vaak geen achternaam en er was geen sprake van naamkundige ontwikkeling zoals bij het patroniem Jansen en Janszoon. De voornaam of doopnaam werd in zijn geheel overgenomen, al dan niet met het voorzetsel ‘van’. Een veel voorkomende Antilliaanse familienaam is Martina. Andere namen zijn bijvoorbeeld: Martha, Cicilia, Francisca, Mercelina en Rosalia, waar ook katholieke dominantie in doorklinkt. Nederlands aandoende namen als Cijntje (Sientje), Pieternella en Geertruida kwamen eveneens voor.

Naamswijziging Horace Julius

Aanvraag naamsverandering in ‘Sprock’ door Horace Julius, Nationaal Archief Curaçao, Archief van het Gouvernement, objectendossiers van de gouvernementssecretarie 1800 tot 1956. Uit: CBG, Roots Karibense, Voorouders van Verre deel 4

Patroniem met geloofsoorsprong

Dat bij de naamgeving in 1863 in sommige gevallen absoluut willekeurig te werk is gegaan, blijkt uit akten die na dat jaar zijn opgesteld. In deze schriftstukken staat bijvoorbeeld: 'Maria Abad zich noemende Isabelle Evertsz'. Het katholieke geloof van de ouders speelde een grote rol bij de keuze van een naam voor de kinderen. Denk aan Gregorius, Nicolaas, Jacobus of Martinus, een naam die kan verwijzen naar de heilige Martinus die zijn bezit deelde met de armen. Nadat Martinus Niewindt in 1824 op Curaçao arriveerde en later tot eerste bisschop werd benoemd, nam de populariteit van deze naam alleen nog maar toe.

Zinspelen op slaveneigenaar

Opmerkelijke familienamen waar we nog wel de Afrikaanse roots in kunnen ontdekken zijn Janga, Leito, Gumbs, Curiel, Doran, Obispo, Rojer, Arrindell, Hodge, Melfor en Wawoe. Dit is uitzonderlijk, omdat Afrikaanse tot slaaf gemaakten bij hun kerstening immers christelijke doopnamen kregen.

Namen als Winklaar, Hooi, Daal, De Windt, Geerman, Koeiman, Windster, Vrutaal, Thielman, De Palm, Werleman, Schoop, Boekhoudt, Meulens, Eisden, Schotborg, Paesch, Rasmijn, Plantijn, Koeks, Scharbaai, Roosberg en Toppenberg waren vrijwel onbekend in Nederland. Sommige namen zinspelen op de naam van een voormalige slaveneigenaar. Een goed voorbeeld is de naam Rooispruit voor een kind of spruit van een man genaamd Rojer.

Surinamers en Antillianen met een achternaam die doet herinneren aan het slavernijverleden pleiten ervoor om deze gratis te laten veranderen. Veel gemeenten zetten daar inmiddels stappen in.