Voorouders in het leger
De militairen onder onze voorouders komen uit de bronnen tevoorschijn als we stamboomonderzoek doen. Bijvoorbeeld bij het doornemen van een trouwboek of doopregister. Dit wekt nieuwsgierigheid: wat deden ze in het leger, en waar waren ze geplaatst? Er zijn verschillende bronnen waaruit je dat soort informatie kunt proberen te achterhalen. Soms kun je zelfs iets vinden over het uiterlijk van de militairen.
Van beroepsleger naar dienstplicht
Om onderzoek te kunnen doen in de verschillende militaire bronnen is het handig om iets te weten van de ontwikkelingen van het leger. Dat bepaalt waar je moet zoeken.
Huurlingen
Het leger van de Republiek der Verenigde Nederlanden (1588-1795) staat bekend als het Staatse Leger. Dit was een beroepsleger dat uit huurlingen bestond. Dat waren vaak buitenlanders, Duitsers, Zwitsers, Schotten. Soms bleven ze na hun diensttijd in de Republiek, stichtten ze een gezin, en hebben ze nakomelingen tot in de huidige tijd. Van de legeradministratie uit deze periode, zoals lijsten met de manschappen, stamboeken, is zeer weinig bewaard gebleven.
Dienstplicht
In 1810 werd onder de Franse overheersing de dienstplicht ingevoerd. Die bleef na het vertrek van de Fransen bestaan. Met de invoering van de dienstplicht werden dienstplichtigen geloot onder de mannelijke beroepsbevolking. De administratie en de loting werd vastgelegd in registers die we overkoepelend 'militieregisters' noemen. De ingelote dienstplichtigen en vrijwillige beroepsmilitairen werden ingeschreven in zogeheten stamboeken van het regiment waarbij ze waren ingedeeld. Militieregisters en stamboeken zijn de twee meest gebruikte bronnen voor onderzoek naar voorouders die in het leger hebben gediend.
Te land, ter zee en in de lucht
Legeronderdelen
Weten wat je voorouder in het leger deed? Dat hangt af van het legeronderdeel waar hij in diende.
Landmacht
Het leger van de Republiek stond bekend om zijn goede en professionele organisatie. De meeste soldaten werden ingezet als infanterie (soldaten te voet). Daarnaast werd gebruik gemaakt van cavalerie (soldaten te paard) en artillerie (kanonnen). Deze drie afdelingen zien we ook terug bij de Koninklijke Landmacht, die op 9 januari 1814 werd opgericht. De slag bij Waterloo (1815), de Belgische Opstand (1830) en de Tweede Wereldoorlog (1940) zijn de bekendste oorlogshandelingen waar de Koninklijke Landmacht bij betrokken was.
Marine en Luchtmacht
Nederland is van oudsher een zeevarende natie. De Marine behoort samen met de Landmacht dan ook tot de oudste Nederlandse legeronderdelen. In de zeventiende en achttiende eeuw was de Marine hoofdzakelijk actief in Europese wateren om de belangen van de Republiek te verdedigen. Vanaf omstreeks 1800 verplaatste de Marine zijn activiteiten voor het grootste deel naar Nederlands-Indië.
De Luchtmacht is het jongste legeronderdeel. Pas sinds 1913 kent Nederland een eigen militaire luchtvaart. Het duurde even voordat de daarbij horende administratie een eigen plek kreeg. In de beginjaren werden de militairen die bij de Luchtmacht dienden namelijk nog opgetekend in de stamboeken van de Landmacht.
Koloniale leger
Het Nederlandse leger was sinds de oprichting van de VOC en WIC ook actief in de overzeese gebiedsdelen, de voormalige Nederlandse koloniën. Daarbij dient een onderscheid te worden gemaakt tussen Oost-Indië, of Nederlands-Indië (Indonesië) en West-Indië (Nederlandse Antillen, Suriname en Kust van Guinea). Naast Nederlanders en Europeanen maakte het Nederlandse leger ook gebruik van inheemse militairen. Aanvankelijk behoorden deze militairen allemaal tot de Nederlandse krijgsmacht. In 1830 werd het leger in Oost-Indië opnieuw georganiseerd. Dat geldt als het begin van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL), hoewel die naam pas vanaf 1933 officieel werd gebruikt.
Schutterijen
Naast het beroepsleger kende men ook schutterijen, die in oorlogstijd konden worden ingezet. De oudste schutterijen dateren uit de middeleeuwen. In 1813 werden ze opnieuw opgericht. Ze vormden vanaf dat moment een echt legeronderdeel. De schutterijen werden onder andere ingezet tijdens Belgische opstand (1830). In 1901 werden ze opgeheven en vervangen door de Landweer. De administratie van de schutterijen werd bijgehouden door de gemeenten, en is daardoor terug te vinden in gemeentelijke en regionale archieven.
Vrijwilligers
Er waren ook Nederlanders die vrijwillig de wapens opnamen en ten strijde trokken. Twee bekende voorbeelden zijn de ongeveer 2.000 Nederlanders die in Zuid-Afrika meevochten met de Boeren tijdens de tweede Boerenoorlog (1899-1902), en de 3.000 Nederlandse katholieken die de paus tussen 1861 en 1870 te hulp schoten toen de zelfstandigheid van de Pauselijke staat in gevaar kwam. Deze laatste groep vrijwilligers werden zouaven genoemd. Zij vertrokken voor het grootste deel vanuit Oudenbosch naar Italië. In deze Noord-Brabantse plaats is ook het Nederlands Zouavenmuseum gevestigd.
Militieregisters en stamboeken
De administratie en de loting voor de dienstplicht werd vastgelegd in registers die we overkoepelend 'militieregisters' noemen. Omdat elke dienstplichtige zich inschreef, komen alle Nederlandse jongens die tussen ongeveer 1811 tot 1940 ouder dan achttien waren in de militieregisters voor. Zelfs als ze uitgeloot waren voor de dienstplicht, een vrijstelling kregen of een vervanger (remplaçant) hadden ingehuurd. Door deze brede dekking is er een heel goede kans dat je Nederlandse voorvaderen in de militieregisters terug zult vinden.
Militieregisters- en lotingsregisters
Met de invoering van de dienstplicht werd iedere mannelijke inwoner van achttien jaar (later verhoogd naar negentien en twintig jaar) dienstplichtig voor de Nationale Militie. Ze meldden zich bij de gemeente waar ze woonden en werden geregistreerd in de militieregisters. Elke gemeente moest jaarlijks een aantal dienstplichtigen leveren. De gemeente lootte uit de dienstplichten degenen die daadwerkelijk in dienst moesten. Dat gebeurde op nummervolgorde. Wie het laagste nummer geloot had was eerst aan de beurt. Daarna volgden de hogere nummers, tot het gewenste aantal bereikt was. De loting onder de dienstplichtigen werd bijgehouden in de lotingsregisters.
De militieregisters bevatten allerlei gegevens: naam van de dienstplichtige, geboortedatum, geboorteplaats, beroep, namen van de ouders, signalement, reden voor vrijstelling of afkeuring, datum van inlijving en regiment waarbij ingelijfd.
Wie ingeloot was kon zijn nummer ruilen met iemand die een hoger nummer had op de lijst en daarmee vrijgesteld was. Dit heet nummerverwisseling. Iemand die ingeloot was kon zich ook laten vervangen door een remplaçant, een plaatsvervanger van buiten de lijst. Wie de werkelijke dienst ontliep door gebruik te maken van een nummerverwisselaar of remplaçant betaalde zijn plaatsvervanger hier voor. De mogelijkheid van plaatsvervanging werd afgeschaft in 1898. De loting bleef bestaan tot 1938. Iedere dienstplichtige werd daarna opgeroepen voor militaire dienst.
Alle Nederlandse jongens tussen 1811 tot 1940 moesten zich registreren voor de dienstplicht. Grote kans dat je je voorvaderen in de militieregisters terug zult vinden!
Raadplegen
De militieregisters werden in tweevoud opgemaakt. Een exemplaar bleef in de gemeente. Het tweede exemplaar kwam in het archief van het provinciebestuur. Of ze al dan niet bewaard zijn verschilt van plaats tot plaats. Een aantal registers is in de loop der tijd vernietigd. De bewaarde registers zijn te vinden in gemeentelijke archieven en bij de regionale historische centra in de provinciehoofdsteden.
Een flink deel van de militieregisters is op naam te doorzoeken en veelal met scan te raadplegen via WieWasWie.
In de laatste kolom in stamboeken staat iets over beëindiging van de dienstperiode, bijvoorbeeld dat een soldaat overgeplaatst of verdronken was. Of bijvoorbeeld dat hij als deserteur 'kruiwagenstraf' kreeg.
Stamboeken
Beroepsmilitairen en ingelote dienstplichtigen werden ingeschreven in de stamboeken van het regiment waarbij ze waren ingedeeld. Deze stamboeken zijn aangelegd en bijgehouden bij alle legeronderdelen (in zowel Nederland als de voormalige koloniën), maar niet altijd volledig bewaard gebleven.
In de stamboeken werden de persoonsgegevens van de militairen genoteerd: naam, geboortedatum, woonplaats en de namen van zijn ouders. Daarnaast werd net als in de militieregisters een signalement opgenomen waarin de uiterlijke kenmerken worden beschreven. Verder zijn gegevens over de diensttijd vermeld: overplaatsingen, verlof, onderscheidingen, krijgsverrichtingen waaraan werd deelgenomen en opgelopen verwondingen. Garnizoensplaatsen werden niet genoteerd.
Raadplegen
Stamboeken zijn aangelegd per regiment. Daarom moet je eerst het regiment van de gezochte militair vinden. Dat kan via het militieregister waarin hij is ingeschreven, het militiebewijs uit de huwelijksbijlagen of een militair zakboekje. Ben je op zoek naar een remplaçant, dan moet je naast het regiment waarin hij zou dienen vooraf ook de exacte lichtingsdatum weten. Wanneer je op zoek bent naar een officier volstaat alleen de naam. Er zijn namelijk naamindexen die de weg wijzen naar het regiment waarin zij dienden en het bijbehorende stamboek.
De bewaard gebleven stamboeken van Nederlandse militairen, het KNIL en het leger in West-Indië zijn gedigitaliseerd door het Nationaal Archief. In de beschikbare zoekhulpen (zie onderaan deze themapagina) wordt uitgelegd hoe je daar online onderzoek in kunt doen.
Sommige stamboeken uit de collectie van het Nationaal Archief kunnen ook online worden geraadpleegd via FamilySearch. Op een klein deel hiervan is een index gemaakt die is opgenomen in WieWasWie, waarbij tevens een koppeling is gemaakt met de scans op FamilySearch.
De stamboeken van militairen uit de periode na 1924 vind je bij het Ministerie van Defensie in Kerkrade. Op de website van dit ministerie wordt een online formulier aangeboden waarmee een verzoek om gegevens kan worden ingediend.
Waar was mijn voorouder gelegerd?
Afhankelijk van de omstandigheden en het regiment waar ze deel van uitmaakten, kunnen militairen op verschillende plaatsen gelegerd zijn geweest.
Garnizoensplaatsen
In Nederland lagen diverse garnizoensplaatsen zoals Amersfoort, Utrecht en Breda. Om na te gaan of je voorouder sporen hebben achtergelaten in de plaatsen waar ze gelegerd waren, zoek je ook daar.
Het kan lastig zijn om de juiste garnizoensplaats te achterhalen. In dat geval is het boekje Vredesgarnizoenen van 1715 tot 1795 en 1815 tot 1940 van H. Ringoir een handig hulpmiddel. Daarmee kun je nagaan waar je militaire voorouder in het huwelijk is getreden, en waar eventuele kinderen zijn geboren of gedoopt. Je moet dan wel weten in welk regiment je voorouder heeft gediend. Omgekeerd kun je via het boekje van Ringoir ook het regiment achterhalen wanneer je weet in welke plaats je voorouder gelegerd was.
Vanaf de negentiende eeuw werden in garnizoensplaatsen ook wel aparte bevolkingsregisters aangelegd voor de militairen die in de plaatselijke kazerne gelegerd waren.
Inkwartiering
Soms werden militairen ingekwartierd bij burgers. Dat gebeurde bijvoorbeeld in mobilisatietijd, zoals in 1870 (kort, vanwege Frans-Duitse oorlog), in 1914 (Eerste Wereldoorlog) en 1939/1940 (Tweede Wereldoorlog). In gemeentelijke en regionale archieven kun je, wanneer dat door de gemeente is vastgelegd, informatie vinden over inkwartiering.
Schepen
Via de stamboeken van mariniers en schepelingen kun je nagaan op welke schepen zij hebben gediend. Op basis van bewaard gebleven scheepsjournalen is het dan zelfs mogelijk om hun reizen te volgen. Beide bronnen zijn raadpleegbaar bij het Nationaal Archief.
Hoe zag mijn militaire voorouder eruit?
Het is mogelijk om een beeld te vormen van het uiterlijk van voorouders als militair. Zowel over het fysieke uiterlijk (of signalement) als over het uniform dat ze gedragen moeten hebben kun je informatie vinden.
Signalementen
Militieregisters en stamboeken geven van elke ingeschreven man een signalement. Genoteerd zijn de vorm van aangezicht (smal, langwerpig, vol), voorhoofd (hoog, laag), neus (klein, spits, dik), mond (groot, klein) en kin (spits, ordinair, rond). Ook de kleur van de ogen, haar en wenkbrauwen zijn vastgelegd. Eventuele littekens of andere afwijkende kenmerken werden onder ‘Merkbare teekenen’ vermeld. De lengte van de mannen werd aangegeven in ellen, palmen, duimen en strepen, later in aantal meter en millimeters. Hoewel ze subjectief zijn, kunnen deze beschrijvingen helpen een beeld te vormen van het uiterlijk van voorouders.
Uniformen
Een indruk van het uiterlijk van militaire voorouders wordt ook gegeven door de uniformen die ze hebben gedragen. Tot begin twintigste eeuw toonden verschillende militaire uniformen de eenheid, hiërarchie en discipline van een leger. Met behulp van de gegevens uit de militaire bronnen is het mogelijk om te zoeken naar een prent of afbeelding van de betreffende uitrusting. Het Nationaal Militair Museum (NMM) heeft zowel onderdelen van originele uniformen als prenten uit uniformboeken in de collectie. Via de website zijn deze te raadplegen.
Waar vocht mijn voorouder?
Lang niet alle Nederlandse militairen waren daadwerkelijk betrokken bij oorlogshandelingen. Wanneer ze wel strijd hebben geleverd, kun je in veel gevallen nagaan waar ze hebben gevochten. Dat kan interessante informatie opleveren.
Oorlogen, slagen en onderscheidingen
De stamboeken bevatten informatie over de oorlogen en slagen waar je militaire voorouders bij betrokken zijn geweest. Je kunt dan ook gegevens terugvinden over eventuele verwondingen of onderscheidingen die zij voor getoonde moed hebben ontvangen.
Het Napoleontische leger
De gebeurtenissen tijdens de veldtochten en slagen uit de Napoleontische tijd spreken tot de verbeelding. Via de database 'Nederlandse militairen in het leger van Napoleon' kun je op naam te zoeken naar Nederlanders die tussen 1810 en 1813 in Napoleontische dienst hebben gevochten. De database bevat behalve de naam en eenheid van de ingeschrevene ook de geboorteplaats, de geboortedatum en de namen van zijn ouders. De gegevens van de database komen uit de stamboeken en officiersdossiers van de Service historique de la Défense in Vincennes.
Fonds 1815
Op 9 november 1815 werd ‘Fonds 1815’ opgericht. Dat hield zich bezig met het inzamelen van geld dat aan slachtoffers van oorlogen werd uitgekeerd: bijvoorbeeld Waterloo, de Belgische Opstand, oorlogshandelingen in Nederlands-Indië en de Tweede Wereldoorlog. Als je voorouders hierin zijn opgenomen, kun je via het Fonds 1815 nagaan waar ze precies hebben gevochten. Het archief van dit fonds wordt bewaard bij het Stadsarchief Amsterdam.
Het Fonds 1815 beschikt niet over de gegevens van alle slachtoffers, maar alleen van de personen die recht hadden op een toelage. Van deze personen werden in ieder geval de volgende gegevens genoteerd:
- volgnummer
- naam, voornamen, geboorteplaats en -datum
- beroep dat werd uitgeoefend voordat men in dienst ging
- datum waarop men in dienst ging
- naam legeronderdeel
- rang en functie
- datum van overlijden
- grootte der ontvangen uitkeringen
Daarnaast kun je in bepaalde gevallen informatie terugvinden over het beroep dat werd uitgeoefend na ontslag uit het leger, eventuele opgelopen verwondingen, de oorlogshandelingen waarbij de betreffende persoon is gesneuveld en gegevens over nabestaanden.
Het archief van Fonds 1815 bevat ook gegevens over de zogenoemde Waterloogratificaties. Dat waren financiële vergoedingen die aan de overlevenden van de slag bij Waterloo werden uitgekeerd, als dank voor hun inzet.