Strijdvaardige voorouders
Mede dankzij zijn boek 'De eeuw van mijn vader', waarin hij een brug slaat tussen de grote historische ontwikkelingen en zijn familiegeschiedenis, heeft Geert Mak al flink wat kennis over zijn meest recente voorouders. Over de periode voor 1899 weet hij, los van enkele familieverhalen, echter nog vrij weinig. In deze aflevering van Verborgen verleden gaat hij op zoek.
Tijdens de negentiende eeuw verdienden de voorouders van journalist en schrijver Geert Mak lang hun brood als zeilmaker. Daarmee leverden zij een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse scheepvaart. Verder terug in de tijd kozen de Makken ook zelf het ruime sop. Zo voer Willem Willemsz Mak tussen 1763 en 1765 mee op het VOC-schip De Vrouwe Elisabeth. Wil je nagaan of jouw voorouders eveneens in dienst zijn geweest bij de VOC, dan kun je gebruikmaken van de database met VOC-opvarenden op de website van het Nationaal Archief. Deze database bevat vooral achttiende-eeuwse gegevens omdat veel scheepssoldijboeken uit de zeventiende eeuw verloren zijn gegaan. De rest van het VOC-archief is ook digitaal raadpleegbaar, maar niet op persoonsnaam ontsloten. Je moet de beschikbare scans daarom handmatig doorbladeren, op zoek naar relevante informatie.
“De geschiedenis zie je opeens van onderaf, van gewone mensen, die vaak onderdeel zijn geworden (en soms ook slachtoffer) van de maalstroom van de geschiedenis”
Vuurdoop
Een andere voorouder, Gerrit Andriesz Mak, was in de zeventiende eeuw haringvisser van beroep. Daarnaast trad hij in dienst bij de Admiraliteit op de Maze. Gerrit werd commandeur van het brandschip Schiedam en zou letterlijk en figuurlijk een vuurdoop ondergaan tijdens de beroemde Tocht naar Chatham in de Tweede Engelse Oorlog (1665-1667). Dankzij dit soort vondsten zie je de geschiedenis opeens van onderaf, van gewone mensen, die vaak onderdeel zijn geworden (en soms ook slachtoffer) van de maalstroom van de geschiedenis, aldus Geert Mak.
Strijd in Nederlands-Indië
Onder de voorouders van Geert Mak bevinden zich meerdere personen die deelnamen aan of geleden hebben onder oorlogshandelingen in Nederlands-Indië. Zo verbleven zijn ouders tijdens de Tweede Wereldoorlog in de toenmalige Nederlandse kolonie, waar zijn vader als predikant aan het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) werd toegevoegd. Na de Japanse bezetting werd Geerts vader naar Birma gezonden, terwijl zijn moeder met enkele kinderen in Japanse interneringskampen verbleef.
Wil je meer weten over de Japanse bezetting van Nederlands-Indië, dan kun je onder andere terecht bij het NIOD in Amsterdam. Daarnaast is op de website van het Nationaal Archief een database met Japanse interneringskaarten raadpleegbaar met gegevens over krijgsgevangen genomen militairen van het KNIL. Het eveneens bij het Nationaal Archief berustende Oorlogsarchief van het Rode Kruis is ook van belang. Daarin kun je onder andere kampadministraties, deportatielijsten en repatriëringslijsten (bootlijsten) uit Nederlands-Indië terugvinden.
De stamboeken van militairen die dienden in het KNIL zijn gescand. In de online beschikbare zoekhulpen voor soldaten en officieren vind je uitleg over hoe je op de website van het Nationaal Archief bij de juiste inschrijving terechtkomt.
Korporaal in het leger van de Republiek
Hoewel Geert Mak altijd dacht dat het verhaal over de Pools-Joodse vrouw in de familie van zijn overgrootmoeder Gertje Martinus Klaver moest worden geplaatst, blijkt het in werkelijkheid verband te houden met de familie van zijn overgrootvader Johannes Bernardus de Rooij. Diens vader Bernardus trouwde namelijk op 27 november 1814 in Leeuwarden met Carolina Frederika Zirschky. Weliswaar een Pools klinkende naam, maar geen Joodse connectie en het spoor verder terug in de tijd voert eerst naar Duitsland en lijkt vervolgens in Letland uit te komen.
Carolina Frederika was een dochter van de uit Marburg afkomstige Godfried Karel Georg Christiaan Zirschky. Hij diende als korporaal in het Staatse leger, oftewel het leger van de Republiek. Zijn buitenlandse afkomst is geen verrassing, want dit leger bestond voor een belangrijk deel uit buitenlandse huurlingen (zie onze themapagina ‘Militaire voorouders’).
Op de website van het Nationaal Archief wordt uitgelegd hoe je onderzoek doet naar militairen in het Staatse leger. Daarbij is het belangrijk te weten dat de militaire stamboeken uit die tijd slechts fragmentarisch bewaard zijn gebleven. Met name de kans dat je gegevens vindt uit de periode voor 1773 is erg klein (zeker wanneer het om ‘eenvoudige’ soldaten gaat).