Ierse vrijheidsstrijders en de ‘founding fathers’ van Amsterdam
Cabaretier Dolf Jansen staat dikwijls op het podium, en schrijft liedjes en gedichten. Hij denkt dat veel van zijn karaktertrekken afkomstig zijn van de kant van zijn Ierse moeder, omdat Ieren per slot van rekening van oudsher verhalenvertellers, zangers en dichters zijn. Maar … is dat wel zo? In deze aflevering van Verborgen verleden gaat hij op zoek naar het antwoord.
Uit een stamboom die zijn broer Jack voor hem heeft opgesteld, leert Dolf Jansen dat zijn vader Friese wortels heeft. Hij is blij met deze tot nu toe onbekende informatie: Dolf is getrouwd met een Friezin en zijn dochtertje heeft een Friese naam.
Poesiealbum
Dolfs betovergrootmoeder heette Jacoba Agatha Conradi. Haar opa, Albertus Conradi, is geboren in Leeuwarden maar heeft zijn jeugd doorgebracht in Franeker, waar hij theologie studeerde. Zijn naam is terug te vinden in het zogenoemde album studiosorum, waarin het bedrag is genoteerd dat hij heeft betaald om ‘academieburger’ te kunnen worden. In het verleden heeft het CBG|Centrum voor familiegeschiedenis een cd-rom uitgegeven met dergelijke academische inschrijvingsregisters; deze is niet meer te koop, maar dikwijls nog wel beschikbaar bij je plaatselijke bibliotheek.
De kroegbaas van ‘De Bogt fen Guné’ in Franeker, het oudste studentencafé in Nederland, hield een ander album bij, een album amicorum. Dit was een soort voorloper van het poesiealbum. Hierin leest Dolf een ironisch getint gedicht dat Albertus in 1791 heeft geschreven:
dat zijn hedendaags dunkt mij
voor drie neeringen te houwen
die het meest profijtlijk zijn.
Want in deese slegte tijden
klaagt schier ieder ambagtsman
maar het tappen, ’t digten, ’t vrijen
neemt, God lof, nog dagelijks an.
‘Drinken, hoeren en sloeren’
Franeker studenten stonden in Albertus’ tijd bekend als Franeker Loskoppen. Flink wat jongelieden gingen over de schreef. De universiteit wilde niet dat zij door een gewone rechtbank werden berecht, en verzorgde haar eigen rechtspraak. In het Museum Martena komt Dolf te weten dat ‘opa Albertus’, zoals hij hem inmiddels noemt, dat een paar keer aan den lijve heeft ondervonden. ‘Drinken, hoeren en sloeren’, in de woorden van Dolf, staan net zo ver van hem af als het leven van een predikant en braaf huisvader dat Albertus later veertig jaar lang leidde. “Wel fascinerend om te zien dat je daaruit voortkomt”, aldus Dolf.
Eerdere generaties van Dolfs voorouders kwamen uit Amsterdam. In het Stadsarchief ziet Dolf dat een aantal van hen apothekers en artsen waren. Nog verder terug in de tijd waren ze schepen, weesmeester of burgemeester. Ze bekleedden al rond 1200 voorname functies in de hoofdstad. “Ik ben heel blij dat ik rechtstreeks afstam van de ‘founding fathers’ van deze stad”, grapt Dolf. “Je loopt dan toch wat anders over straat.”
“Goede tekst. Die ouwe kon wel wat”
Sinn Féin
Het tweede deel van Dolfs zoektocht voert hem naar Ierland, het geboorteland van zijn moeder. Dolf is met name geïntrigeerd door de geschiedenis van zijn grootvader James (Jim) Dawson, die begin twintigste eeuw streed tegen de Britse overheersing van zijn land en daarvoor meerdere malen in de cel heeft gezeten. Dolf leest stukken uit het gevangenisdagboek dat zijn opa in 1921 heeft bijgehouden. “Goede tekst”, zegt Dolf. “Die ouwe kon wel wat.” Meer nog dan van zijn schrijfkunsten is Dolf onder de indruk van de markante en soms leidende rol die zijn grootvader al op jonge leeftijd bij de Ierse onafhankelijkheidsstrijd speelde. In de militaire archieven van de IRA leest hij dat Jim Dawson al direct na de opstand in 1916 de doctrine ging verkondigen van Sinn Féin, de beweging die zich inzette voor Iers zelfbestuur en zelfbeschikking. Later ging hij zelfs over tot het stelen van wapens om in te zetten voor de gewapende strijd. Nadat het vredesverdrag met de Britten was gesloten, sloot hij zich aan bij de Civic Guards, de eerste politiemacht in de nieuwe Ierse staat.
Het Iers Republikeins Leger (IRA) heeft nog jarenlang gestreden voor een verenigd onafhankelijk Ierland, dat het met geweld probeerde te bewerkstelligen. Andere Tijden maakte een documentaire over het terrorisme in Noord-Ierland.
Langst levende Nederlander
Wat de uitzending niet heeft gehaald, is dat ook Dolfs grootmoeder van vaderskant, Reintje Gijsberta Venekamp, een bijzondere positie had. Zij was getrouwd met een arts, maar oefende zelf al in 1928 het beroep van advocaat en procureur uit. Haar vader was broodbakker, maar diens vader en grootvader waren beide schoolonderwijzer. Ook is Dolf via haar verwant met de langst levende Nederlander aller tijden: Reintjes nichtje was Hendrikje Schipper, die in 2005 op 115-jarige leeftijd overleed.